Fiets aan de haak
Om vijf uur ‘s ochtends, ongehoord vroeg op zondag, word ik verwacht aan de Velodrome André Pétrieux in Roubaix. Bij aankomst naast de nieuwe indoorpiste staan er ons in de duisternis al drie grote bussen met aanhangwagens op te wachten. Ik parkeer me vlakbij in het rijtje dat zich vormt langs de kant van de weg en ga op zoek naar iemand van de Vélo Club Roubaix Cyclotourisme. Mijn Frans vertoont grote gelijkenissen met de alom bekende velodroom even verderop: licht vervallen, afbladerend. Toch is snel duidelijk dat de eerste bus al wordt gevuld. Samen met Peter – de buurman die me vandaag vergezelt – ga ik de fietsen halen om ze achter te laten in de aanhangwagen. De helft van de fietsen hangt aan het dak, de andere helft staat. Ik ben blij dat mijn retro mountainbike in de tweede categorie zit. Ik zie het al voor me dat bij aankomst enkel de wielen nog netjes in de haken hangen.
Busje komt zo
Als de klok half zes slaat, zit de aanhanger vol en vertrekt de bus, een half uur vroeger dan voorzien. Het is zondagochtend en ik zit op een bus die vanuit Roubaix naar Wallers rijdt. Wetende dat mijn fiets mee is, vind ik dat best een zalige gedachte. Op de mijnsite worden we verwelkomd door een groot spandoek. Samen met Peter moet ik er nog even wachten op Anton, die ook meerijdt. Hij komt met de tweede bus en dat schept wat tijd en ruimte om ons klaar te maken.
Koffiekoeken op zondagochtend
De vrijwilligers eten koffiekoeken. Ik bevestig mijn stuurbordje dat een formaat heeft met een zeker motorcrossgehalte, het is een veelvoud groter dan gebruikelijk. Ik ben nummer 38 vandaag. Een laag nummer, want ik was lang op voorhand zeker dat ik deze wou meefietsen en schreef me dus vroeg in. Als 38ste, neem ik gemakshalve aan. Ondertussen begint het te regenen en voelt het fris aan. Een lange broek leek me een evidentie tot ik enkele moedigen zie opduiken in korte outfit. Anton, nummer 33, voegt zich bij ons en samen gaan we op weg. Eén keer eerder zat ik dit jaar op de mountainbike. Om koffiekoeken te halen. Op zondagochtend. Tot daar de vergelijking met vandaag.
Voor de start word ik samen met een dertigtal anderen even tegengehouden. Misschien om wat ruimte te laten met een vorige groep of omdat de regionale televisie graag beelden wil schieten van de startende groep. Vlak na die start duik ik het bos in. Een doodgewoon bos met een doodgewone paadje. Dit is echter hét bos rond de Drève des Boules d’Hérin.
Do what you preach
Ik heb het gevoel dat mijn fiets alle kanten opgaat, maar als ik de ondergrond aanschouw kan dat allerminst de reden zijn. Het heeft geregend en de bovenste laag is een beetje glad. Onoverkomelijk is het zeker niet. Met pakweg twee kilometer op de teller draaien we rechtsaf de befaamde strook van Wallers op. De beruchte kaarsrechte weg, los door het bos. We rijden in de verkeerde richting, want hier kan slechts één richting de juiste zijn. De brede grindweg waar mensen rijen dik verzamelen begin april wordt al snel door 99% van de deelnemers opgezocht. Op de rug, en in mijn geval een tweetal keer onbedoeld afglijdend naar de zijkant, twee Grinta!-kerels. Do what you preach! Ik blijf het een vreemde gedachtegang vinden dat mensen meedoen aan een evenement dat om kasseien draait en er vervolgens alles aan doen om er naast te rijden…
Wanneer fietsen beuken wordt
De regen neemt ondertussen af. Mijn onzekerheid op de fiets ook. Die twee zijn al dan niet gerelateerd want het parcours droogt razendsnel op, met dank aan de niet te missen aanwezigheid van Mijnheer Wind. Zelfs de zon doet haar best om er een raid ensoleillé van te maken. Naast de hemel wordt ook de lintvorming op het parcours stilaan open gebroken. Er ontstaat meer ruimte tussen kleine groepjes of individuen. Langs groene en fluogele pijlen zoek ik verder mijn weg richting Roubaix, samen met meer dan 1.700 anderen. Het off-road percentage van deze tocht is zeer hoog. Echt technisch wordt het nooit en de verschillende veldwegels zijn van die aard dat ze zwaarder verteren dan de kasseistroken zelf. Licht oplopende stukjes met een felle tegenwind maken beuken een geschikter werkwoord dan fietsen. Nochtans dikken de kilometers op kasseien flink aan. Dat gevoel heb je ook op de fiets. “We deden nu toch al echt veel kasseien, niet?”. Vele stroken komen niet voor in de beruchte klassieker, omwille van het vele gras of mos op de rug of omdat ze doodlopen en overgaan in onverharde wegen. De kasseien zelf vallen vrij goed mee, met een mountainbike verdwijnt een groot deel van de moeilijkheid als sneeuw voor de zon. Een keertje moeten we door een weg die volledig overstroomd is, maar de zon wint nu definitief het pleit. Rechts duidt een bordje de erg lange Bernard Hinault-strook aan. De meesten zijn naamloos.
Ergens in Noord-Frankrijk
De bevoorradingen fungeren als ijkpunten. Ze komen in drievoud en verdelen de tocht in vier gelijke delen. Het zijn dus momenten om naar uit te kijken. Ze zijn rijkelijk van aard. Peperkoek, uiteraard, en een grote variatie aan koeken en zelfs driehoekige broodjes verpakt in plastic doosjes. “Mongolenboterhammen”, verwijst Anton enthousiast naar het satirische TV-programma Neveneffecten. Ook aanwezig: de in Frankrijk onvermijdelijke “sirop”, grenadine. Heel wat deelnemers werden ‘s ochtends naar Wallers gebracht door iemand die hen zal volgen tot Roubaix. Al die volgers staan dan bij de bevoorradingsposten reikhalzend uit te kijken naar hun geliefde coureur. Zo kondigen ze van enige afstand aan dat de post er zit aan te komen. Tussen die bevoorradingen door heb ik echter geen idee waar ik aan het fietsen ben. Ergens in de Noord-Franse vlakte tussen de velden, hopende dat ergens rond kilometer 125 een grauwe stad met een wereldberoemde piste opduikt. Er is amper herkenning. Ik zal later op Strava zien dat we door Moulin-de-Vertain en Cysoing à Bourghelles reden.
Een triootje
Van stroken aftellen zoals de profs het doen, is geen sprake. Ik rijd er op en enige tijd later weer af. Zonder benul van wat er nog komt. Wel begin ik te voelen dat de stenen ook op een mountainbike hun sloopwerk doen.Ze lijken ook steeds zwaarder te worden. “Zou dat kunnen?”. Die in het begin lagen veel beter. “Of beeld ik me dat in?” Links van mij duikt in de verte een huis op. Er staat iets in de dakpannen geschreven, maar echt goed kan ik het niet lezen. “Is dat “L’Arbre”? Ik vond al dat deze strook best zwaar was.” Die eerste bochten lijken inderdaad verdacht veel op het Carrefour de l’arbre. Op het eind gaan we rechts. Bekend terrein, denk ik, tot we na een heel kort stukje Gruson de kasseien verlaten voor een veldweg waar zoveel keien liggen dat ik veel liever over de kasseien was blijven rijden. Het is de laatste strook en je voelt dat de stenen de energie uit je benen zuigen
Podiumbeesten
Niet alleen de benen lopen leeg, ook Peter zijn band. Na de laatste strook, op een zucht van Roubaix, staan we geparkeerd om een band te vervangen. Peter heeft de binnenband, ik de imbus en Anton de kennis. We vloeken in koor en blijken een complementair trio. Het laatste stuk van de tocht loopt lichter. Zelfs de ‘Espace Crupelandt’ nemen we nog even mee, ook al staan er vandaag gewoon auto’s op geparkeerd.
Het opdraaien op de piste is – het is er nooit anders – leuk. Vandaag nog iets meer. Er is een bel die afgaat telkens een renner opdraait en al de mensen die bij de bevoorradingen stonden, staan ook nu weer als een erehaag opgesteld. Mijn ketting reutelt ondertussen al geruime tijd en slaat af en toe over, ik heb geen idee hoeveel druk je minimaal in je banden moet hebben om met een mountainbike overeind te blijven in de bochten. Bovenaan vind je me dus niet terug. Eentje probeert het wel en komt met de schrik van zijn leven, al roepend, naar beneden vlak voor mijn wielen. Niet ideaal voor het vertrouwen. En spurten met een mountainbike ziet er ook niet al te flitsend uit. Mijn eindjump komt bovendien veel te vroeg. We wurmen ons nog een paar keer voorbij de toeschouwers om wat extra rondjes te draaien en kruipen dan met drie het podium op.
Toetjes
Als je denkt dat deze dag eindigt aan de streep op de piste heb je het mis. Er is namelijk nog een leuk toetje. “Ah, bonjour les hommes de Grinta!”, roept een man ons toe als we bij de catacomben aankomen. Eerst ga ik mijn eigen kassei zoeken, die ik als aandenken gereserveerd had. Uit een tafel vol souvenirs mag ik er eentje kiezen. Nooit gedacht dat ik tijd ging steken in het kiezen van een kasseisteen. “VTT Paris Roubaix Raid”, staat op het voetje te lezen. En nog is het niet gedaan. Vandaag zijn de legendarische douches opengesteld voor de deelnemers en kan je er effectief een douche nemen. Het is er best druk en het lot wijst me het hokje van Georges Claes toe, winnaar in 1946. Een kunstje dat hij trouwens het jaar nadien nog eens zou overdoen. Ik trek aan de ketting en het warme water stroomt harder dan verwacht. Hier in de douches weet ik het helemaal zeker: in het holst van de nacht opstaan was een noodzakelijk kwaad om me deze mooie fietsherinnering eigen te maken, tastbaar gemaakt trouwens, tot ongenoegen van mevrouw, door een kassei op ons dressoir.
Allebei onlosmakelijk verbonden met de Helleklassieker: de kassei en de douches.
Met dank aan Futurum Quality Gear, partner van deze blog.