Deel dit artikel:

Brabantse Pijltjes volgen

“Rij jouw eigen klassieker in ware Flandrien stijl over de wegen van De Brabantse Pijl en smeer je kuiten in voor een tocht vol variatie waar alleen de echte grote wielerhelden floreren.” Op de webpagina van de gloednieuwe 'Brabantse Pijl Cycling Route' wordt niet spaarzaam omgesprongen met wervend proza. Maar dekt die vlag de lading wel? Grinta! stuurde een blogger op pad om het uit te zoeken.

“Verlos me uit mijn lijden, alles doet pijn.” Onze blikken kruisten heel even. Soms zegt één oogopslag meer dan duizend woorden. De wat robuuster uitgevallen renner werkte zich amechtig op een te grote versnelling naar de top van de Alsemberg. Even verderop mocht hij een soigneur in de armen vallen. Achttiende in zijn eerste Brabantse Pijl, niet slecht voor een jonge Deen die in een klein Vlaams ploegje de stiel wil leren. Maar of hij daar voldoende vertrouwen uit zou putten om door te zetten? De kans dat we nooit nog wat zouden horen over deze Bjarne Riis, leek me niet denkbeeldig in 1987.

Over Rodania-wagens en koershamburgers

Geboren en getogen in Groot-Antwerpen was ik veroordeeld tot tochten over vlakke wegen. Om wat bergop te kunnen fietsen, moest ik minstens een halve dag uittrekken, de heuveltjes in de Brusselse rand lagen al gauw anderhalf uur van de ouderlijke woonst vandaan. Daarom plande ik mijn klimritten in functie van de wielerkalender. Tijdens het weekend echte coureurs zien vlammen op een helling die ik net zelf had bedwongen, dat volstond toen nog om te ontgiften van te lange uren in een streng college. Jeugdwedstrijden of een semi-klassieker als de Brabantse Pijl, dat maakte niet uit. Het vooruitzicht dat toeschouwers die wachtten op de Rodania-wagen, me zouden aanmoedigen terwijl ik zo sierlijk mogelijk de Bruine Put op fladderde, maakte de saaie heenweg draaglijk. Dieper in de puberteit ontdekte ik andere vormen van verstrooiing, de koers werd louter een kijksport. Sporadisch stapte ik nog eens in de wagen om langs de vertrouwde wegen naar de Pijl te gaan kijken en er een vettige hamburger te eten. Toen de wedstrijd in 2010 verhuisde van de zondag voor De Ronde naar de woensdag voor de Amstel, lukte zelfs dat niet meer. De nieuwe aankomststrook in Overijse zou bovendien het gemis van de klassieke tandem Alsemberg – Bruine Put alleen maar accentueren.

Alles komt terug

Wie had ooit gedacht dat hippe jongeren anno 2020 weer cassettebandjes met hun favoriete muziek zouden ruilen? Of dat er opnieuw zou worden geïnvesteerd in permanente fietsroutes, bewegwijzerd met zeshoekige bordjes? De uitrol van het knooppuntennetwerk bracht die routes een eerste uppercut toe, de doorbraak van de fiets-GPS zorgde voor de genadeslag. De vrijheid om zelf tochten in elkaar te puzzelen maakte vaste omlopen overbodig. Ik was dus niet weinig verbaasd toen ik hoorde over de Brabantse Pijl Cycling Route, een initiatief van Toerisme Vlaams-Brabant, Flanders Classics en Rode Sportief. De nostalgicus diep in mij werd wakker geschud, voor het eerst in jaren bracht ik een bezoek aan mijn oude liefde.

Nauwelijks enkele minuten nadat ik vertrokken ben, bereik ik de finishzone.  Eén van de twee voorgestelde startplaatsen ligt namelijk in Overijse, aan de voet van de Schavei. Die met typisch Vlaamse lintbebouwing omzoomde straat geldt als laatste hindernis van de profkoers. Eigenlijk is het een bergje van niks, maar als tigste beklimming hakt het er toch in bij de renners. En ook bij de compleet onopgewarmde recreant. Ik twijfel. Broeit er een virus? Is de vorm echt zo slecht? Onverrichter zake huiswaarts keren kan nog. De afdaling langs de slingerbochten van de N4 vergt echter mijn volle concentratie. Ik wil absoluut vermijden wat Sagan hier ooit overkwam. In volle finale schatte Peter De Grote een blinde haarspeld verkeerd in en ging knullig onderuit. Het wegdek was toen weliswaar nat maar anderzijds ook verkeersvrij, wat nu niet het geval is. Weer op vertrekhoogte ben ik gerustgesteld, de hartslag zakt substantieel dus valt het wel mee met de conditie.

Waarom makkelijk als het ook moeilijk kan?

Dat mijn basisconditie niet onrustbarend slecht is, blijkt tijdens de tweede beklimming van de dag: de Hertstraat. Op het fietspad links van de weg mijd ik de kinderkopjes en vind ik makkelijk een soepele tred, niet snel maar aangenaam. Waar de kasseien ophouden en de weg netjes geasfalteerd is, kan de ketting naar rechts, ook al loopt het nog op. Het nieuwe album van Mark Lanegan in de oren draagt bij tot een algeheel gevoel van welbehagen. Tot het kruispunt met de Nijvelsebaan. Naar links of naar rechts? Omdat ik de omgeving voldoende meen te kennen, heb ik niet op de bordjes langs de kant van de weg gelet, evenmin op mijn GPS, alhoewel Ik voor alle zekerheid de gpx-track heb gedownload. Die schijnt trouwens niet helemaal correct te zijn want hij stuurt me rechtdoor naar een onooglijk kasseiwegeltje. Ik keer op mijn stappen terug en zal vanaf nu meer aandacht besteden aan de pijltjes, zoals initieel de bedoeling was. Maar wat blijkt, het traject loopt effectief rechtdoor. Schudden. Dokkeren. Rammelen. De Hertstraat vloeit over in de schotse en scheve Postweg, eerst bergaf dan weer naar boven. In het open veld aan het eind van het hobbelpad stop ik om een selfie te schieten. Een koppeltje is ondertussen ook aan de laatste decameters van de beproeving begonnen. De jongeman schijnt zich te amuseren, zijn gezellin worstelt met elke bolle kei. Heel even richt ze het hoofd op. Ik herken de blik van Bjarne Riis.

Nightmare on Moskesstreet

In het besef dat nu de Moskesstraat op het programma staat, bereid ik me mentaal voor op nog meer wegdekhorror. De Moskesstraat staat synoniem voor miserie. Minstens drie sterren op de Schaal van Roubaix. Dus: vaart maken met de handen losjes op het stuur. Zo hoort het. De eerste honderden meters lukt het aardig. Of mijn geheugen laat me in de steek, of hier zijn kasseileggers aan de slag geweest. Fijn. Toch slaag ik er niet in de tred vast te houden, het venijn zit ‘m in de staart. Overmoedig geworden door de vlotte aanloop, hou ik onvoldoende rekening met de steile laatste bocht. 36 x 28, geen overschot. Zweet vloeit zonder omwegen van onder mijn helm tot in mijn ogen, de quadricepsen gloeien. Ik heb precies tien kilometer afgelegd.

Stalin was een deugniet

Terrein: Glooiend. Zo staat het eufemistisch op de webpagina van de route. Deze tocht glooiend noemen is hetzelfde als van Stalin zeggen dat het een deugniet was. Onderweg naar Ottenburg blijf ik gemakshalve op de 36. De Neerpoortenstraat wordt niet beschouwd als helling maar is allerminst vlak, eerder hardnekkig vals plat. De bijtrapafdaling naar Pécrot die erop volgt, doe ik voorzichtigheidshalve freewheelend. Om te eten, te drinken en vooral om het geweer te herladen voor helling vier: de Rue de Pécrot, een kort maar bijzonder tegendraads onding. De 20% zuigt het laatste greintje souplesse uit mijn pedaalslag. Ik lijd, hoofdzakelijk aan zelfmedelijden.

Gravel is overal

De passage door Waals-Brabant komt geen moment te vroeg. Het routeprofiel houdt tijdelijk een siësta en de vergezichten worden minder verstoord door bouwwerken. Mijn lichaam zendt niet langer haatberichten naar de controlekamer. Tot de taalgrens gaat het goed. In Bierbeek moet ik links een smalle straat in naar onbekend terrein. Leuk, een verrassing, daarvoor stapt een mens op de fiets. Tot het me begint te dagen dat ik lijnrecht door het woud word gestuurd, over een deels onverhard wegdek. Gravel is in, I know, maar of het nu echt een meerwaarde is om in bijna elke tocht of wedstrijd lappen grind op te nemen? Het pad is niet te ruw en ook de kasseistroken zijn best berijdbaar met de racefiets, maar dit fantasietje had kunnen worden vermeden. Bovendien hebben heel wat wandelaars deze lange dreef uitgekozen om met het ganse gezin de rust op te zoeken. Ik begrijp hun ergernis, soms ben je als sportieve fietser de hond in het kegelspel.

Beige

Via Leefdaal, Duisburg, Vossem, Tervuren maak ik hoogtemeters zonder hellingen af te vinken. Met een groepje dat qua kwaliteit niet te divers is, kan je hier lekker ronddraaien en de golvende wegen gezwind aan elkaar rijgen. Solo is het moeilijker om een egaal tempo te ontwikkelen. Pas in Eizer, na 70 kilometer, krijg ik weer een officiële helling voor de wielen. De Horenberg is geen killer maar een gestaag oplopende straat die afgevlakt eindigt tussen akkers. Vijf minuten na de top ben je hem vergeten. Mocht ik heuvels een kleurcode moeten toekennen, dan ging ik bij de Horenberg voor beige. En weer heeft de parcoursbouwer aan de gravelaars gedacht, enkele honderden meters babygravel brengen me op de weg richting Huldenberg. Daar begint de finale.

Mag het iets meer zijn?

17% waarschuwt een verkeersbord. 17%? Vroeger was alles beter. Tientallen keren ben ik hier geweest en toen had de Smeysberg een maximale stijging van slechts 16%. Wat er ook van zij, optisch is het nog altijd de muur van weleer. Het steilste segment dwingt me tot harken en al voel ik dat de uitloper minder lastig is, herlanceren zit er niet meer in. In de weerspiegeling van een venster zie ik de oorzaak: de curve van mijn coronakilootjes moet nog geflat. Via Sint-Agatha-Rode kom ik bij de Holstheide, helling nummer zeven. Een ontdekking, een talud naar mijn hart. Een kilometer aan gemiddeld 6% is geen aanslag op lijf en leden. Ik begin eraan een tiental seconden na een kwartet dat vrijwel onmiddellijk uiteenvalt. Met een tandje meer slaag ik erin me al voor halfweg middenin het viertal te hijsen. Een zeldzame gloed van competitiedrang welt op. Voor de top nog ééntje voorbijsteken, zou het lukken? Links passeert plots een rijzige, sierlijke atleet. Hij rijdt zeker vijf kilometer per uur sneller. Eén hand aan het stuur, één tikt berichtjes op de smartphone. Sommigen laten bergop fietsen zo makkelijk lijken.

De Tour van 1975

Parallel met de Smeysberg daal ik opnieuw tot Huldenberg, daar neem ik de N253 richting Overijse. Langs de kant van de weg staan vijf uitvergrote speelgoedrennertjes. Een trio gevolgd door een duo. Zou dat speelgoed ooit een revival beleven ten nadele van de huidige elektronische variant? Als mijn nog ongeboren kleinkinderen er op een dag interesse in tonen, dan hebben ze geluk. Dozen vol kan ik ze schenken. Uren ben ik er destijds zoet mee geweest. De koninginnenrit van de Tour van 1975 werd trouwens niet in Frankrijk gereden maar in het dorpje Leest. Het parcours liep via de keuken, onder de tafel van de eetkamer, over de salontafel, tot de voordeur van een onopvallend rijhuis. Lucien Van Impe was een klasse te sterk voor zijn concurrenten.

Suburbia

Ik heb opnieuw de lokale omloop bereikt. De voorlaatste beklimming, de Ijskelderlaan, is een trompe l’oeil. Je ziet de top maar om de hoek volgt geen plateautje of afdaling, de weg loopt via de Kouterstraat tussen villaatjes uit de jaren 70 verder omhoog. Dan volgt de smalle Korenaarstraat, meer tuintjes, huisjes, garageboxen, … Een classic verdient beter. Het sluitstuk, de Hagaard, begint veelbelovend. Het vlotlopende wegdek is aanvankelijk overkapt met een dicht bladerdak, maar halverwege de klim heeft het loof plaats geruimd voor meer huisjes met hekjes en tuinmeubilair. Met mixed emotions bol ik uit tot het vertrekpunt op het stationsplein. Mijn schoenen knellen, mijn shirt is kleddernat. Net geen honderd kilometer, ruim duizend hoogtemeters. Ik ben moe maar niet gesloopt.

Geslaagd met onderscheiding

Dankzij de wegwijzertjes heb ik enkele fraaie wegen ontdekt die zeker nog zullen opduiken in toekomstige uitstappen. Het parcours van de Brabantse Pijl 2.0 kronkelt echter iets teveel door de woonwijken van Overijse om over de hele lijn te beklijven. Deze route is grotendeels op die wedstrijd geïnspireerd en slaagt daardoor niet met grote onderscheiding, er zat meer in. Wie het er om te doen is de hindernissen van bekende koersen te beklimmen, komt zeker aan zijn trekken en wordt misschien verleid om de regio verder te exploreren. Dat kan ik alleszins aanraden, in de druivenstreek liggen genoeg pittig-lieflijke wegjes te lonken die niet in de route werden opgenomen. De Schavei, de Ijskelderlaan en de Hagaard links laten liggen, kan natuurlijk ook. De tijdswinst die de shortcut oplevert is net lang genoeg voor een koffiebreak op een lokaal terrasje.