Deel dit artikel:

Bike Madrid-Lisbon: Serra da Estrela, het zou de allermooiste Vueltacol kunnen zijn

De Volta a Portugal is het kleine broertje van de Vuelta. Wat betreft media-aandacht en UCI-status toch. Maar niet op het vlak van natuurpracht en sportieve prestatie. De Portugese cols van de Serra da Estrela zijn van een ongekende schoonheid. Bike Madrid-Lisbon, een Portugese organisatie, wil ze meer bekendheid geven. Grinta! geeft een duwtje in de rug, in deel 3 van deze reeks.

Sabugal-Piódão: Dak van Portugal

‘I love life!’, roept Naama tijdens de afdaling. De koninginnenrit naar het hoogste punt van Portugal zou zelfs de droogste droogstoppel doen overlopen van enthousiasme. De Torre, in de magistrale Serra da Estrela op nét geen 2000 meter hoogte, hoort thuis in het lijstje van allermooiste cols en sensationeelste afdalingen van Europa.

De Serra da Estrela, Unesco-werelderfgoed, is het meest westelijke uiteinde van het Castiliaans Scheidingsgebergte. Minder bekend in de wielerwereld, maar daarom niet minder fenomenaal dan die van de Tour, de Giro en de Vuelta.

In de dorpen valt ons wel meteen een verschil met Spanje op: slechter asfalt. En kasseien! ‘Demarrage op de Oude Kwaremont van Portugal!’, roep ik bij het binnenrijden van Pousafoles do Bispo.

We rijden over brede wegen reusachtige valleien binnen en duiken op smalle kronkelbaantjes tussen olijf- en fruitbomen. ‘Rollende heuvels’, noemt Renato ze.

In Valhelhas, een 12e eeuws dorp, drinken we iets en vullen we onze bidons aan de oude fontein. Het wordt een patroon: de 3 Belgen blijven een beetje langer op de terrasjes zitten en beginnen dan aan een achtervolging.

Niet veel later begint de beklimming van maar liefst 40 kilometer naar de top van de Torre. Eerste halte: het dorpje Manteigas, een witte vlek op de groene bergflank. Daar staat Paulo met een bevoorrading, om ons kracht te geven aan de voet van de eigenlijke col.

De weg klimt steil door en boven het bos uit. Het klotsen van watervalletjes en riviertjes is een verleiding onder een loden zon bij 35 graden celsius. Maar hogerop zou een fontein met ijskoud water op ons wachten. Dat motiveert.
De weg slingert langs de flanken van een reusachtige kom die lijkt op een bed waarin een reus heeft liggen woelen.


Deze col is, net zoals alle lange cols, een reis op zich. De voet van de col lijkt nu al vele werelden geleden en we zijn nog in het ongewisse over de nieuwe werelden daarboven in het hooggebergte.

Vicky en ik klimmen samen verder. Het bed van de reus wordt grootser en grootser. Kilometers diep reikt het uitzicht. ‘Ik heb een paar weken geleden de Stelvio beklommen, in de Italiaanse Alpen’, zeg ik. ‘Die wordt beschouwd als een van de mooiste beklimmingen.’

Maar waarom kennen zo weinig mensen de Portugese Serra da Estrela? Omdat er geen grote ronde komt, natuurlijk. Volgens mij een reden om dit juist wél te ontdekken. O ja, de Torre is mooier dan de Stelvio. Jazeker.

Haarspeldbochten luiden een bergpas in, door de berg naar een andere vallei en dan het hooggebergte in. Rotspieken voor ons, met gele bloemen bezaaide hoogvlaktes, uitgestrekte leegtes, verlatenheid. En daar doorheen een weg van pikzwart fluisterasfalt.

Vanaf hier neemt de weg spectaculaire dimensies aan. Plots gaat het zwarte asfalt steil naar omhoog, draait het rond en door een rots, en slingert het kilometers ver langs de rotswand naar boven.

‘Daarboven is het enkel nog rotsen, rotsen, rotsen’, zegt Renato. Rotsblokken zo groot als een huis, overal. In een van die rotsen is een beeld van ‘Moeder Maria van de Goede Ster’ gebeeldhouwd. Mysterieus op deze hoogte.

Rechts verschijnt een verre horizon, met vlak voor ons een rots die als een flatgebouw van 30 verdiepingen loodrecht naar boven rijst. Deze rots, net zoals de hele Serra da Estrela, ontstond na een complex geografisch proces van gletsjervorming. Dit is de laatste sprint naar de top: een kaarsrechte weg met aan het einde een kruis.

‘Eerst koers, dan natuur’


Dit kruis zou een maand later ook het doelwit zijn van Mauricio Moreira, de Uruguayaanse winnaar van de derde etappe van de Volta a Portugal, op 7 augustus. Aankomst op het dak van Portugal.

Op dat moment zal de rookpluim, die wij hier nu aan de horizon zien, veranderd zijn in de grootste bosbrand van de voorbije jaren die uiteindelijk 17.000 ha uniek natuurgebied zal verslinden.

De burgemeester van Manteigas wees op een lugubere realiteit: ‘Alle brandbestrijdingsmiddelen werden ingezet op de plaatsen waar de Volta a Portugal zou passeren. Daar waren de branden minder intens, terwijl werelderfgoed in de bossen van Manteigas in vuur en vlam opging. De Ronde van Portugal is er volgend jaar opnieuw, maar de long van de Serra da Estrela is binnen 20 jaar nog niet hersteld.’

Ik fiets niet om de fiets ten koste te laten gaan van de natuur. Integendeel, ik fiets om me bewust te worden van de waarde van de natuur.

Op de parking bij een eenzaam kerkje op de top, waar wij genieten van Paulo’s bevoorrading, zou het wielercircus een maand later neerstrijken tegen een apocalyptische achtergrond van monsterlijke rookontwikkeling. Het leverde absurde beelden op, van de beklimming en de aankomst.

Hoe kan ik beginnen de afdaling te beschrijven, van 2000 naar 200 meter hoogte op 30 kilometer? Hopeloos. Het is een van de beste ervaringen die ik ooit op de fiets heb gehad.

Beneden in het dorpje Vide wacht een oude bar vol bierviltjes van Belgische bieren. Maar bier drinkt niemand op dit moment. De groep kijkt op tegen wat nu volgt: nóg een zware col van 12 kilometer door de vallei naar Piodão, een van de mooiste dorpen van Portugal.

De klim er naartoe is steiler dan wat we hier gewoon zijn, en kronkelt langs de bucolische bergflanken. Een explosie van groen, terrassen, hier en daar witte huisjes op steile flanken.

Tot eindelijk Piodão verschijnt: een groepje gezellig bij elkaar hokkende huisjes helemaal opgetrokken in leisteen, veilig schuilend onder de beschermende vleugels van de hoge groene berg erboven. Met een kerkje dat uit een sprookje lijkt weggelopen.

Kobi zit stikkapot. Hij rijdt met te weinig versnellingen. Deze lange cols en steile beklimmingen zijn moordend voor hem. Renato en ik houden hem nog even gezelschap terwijl hij sterft op de fiets. Maar aan opgeven denkt hij niet.

Aan het hotel staat zijn vrouw Naama hem op te wachten. Een mooi moment, waarbij we even allemaal samen trots zijn op deze prestatie.


Na het diner, rijkelijk zoals gewoonlijk, gaan Renato en ik nog even naar het dorp. Het ligt prachtig verlicht op de donkere bergflank. We slenteren door de verlaten steegjes en mijmeren over de dag.

‘Veilig, moe en gelukkig: zo wil ik iedereen elke avond in het hotel zien’, zegt Renato. Het geeft hem tijdens de ritten heel wat kopzorgen, omdat sommigen (onbegrijpelijk) zonder gps-toestel rijden. Renato vertelt over tochten waarbij sommige deelnemers na diepe afdalingen in een heel andere streek waren terecht gekomen. Hij moest ze gaan zoeken.

Renato Silva, een man met een hart van goud. Zijn passie voor zijn land, de fiets en het avontuur inspireren. ‘Bike Madrid-Lisbon is een levensbepalende ervaring’, staat op de website. Ik begin het nog te geloven ook.

Piódão-Penela: Land van Kegels en Windmolens

Stel je een groot vlak voor met overal kegels (bergen). En op die kegels kronkelen lijnen (de wegen), op en neer, helemaal errond, en naar een andere kegel. Op de flanken van de kegels, of beneden tussen 2 kegels, liggen witte puntjes (de dorpjes). Dat is het landschap van de Serra da Estrela achter Piodão.

Om daar te geraken, moeten we via steile haarspeldbochten tussen een paar kegels naar omhoog klimmen. Onmiddellijk. Het hotel ligt immers in het midden van een monstercol. Daarachter verschijnt het Land van de Kegels.

Een greep uit de gesprekken die zich ontspinnen.
– ‘Hoe zou dit landschap ontstaan zijn? Wij, sterfelijke mensen met een leven van een 90-tal jaren, rijden door een landschap dat over miljoenen jaren gevormd werd.’
– ‘Het doet je heel klein en betekenisloos voelen.’

Ook nog wat gemijmer over wat het mooiste is: Spanje of Portugal. Onmogelijke keuze, uiteraard. Het gesprek belandt bij de oude rivaliteit tussen beide landen als naties die de halve wereld hebben gekoloniseerd.

In Fajão begint de grootste beklimming van de dag, eentje van 5 kilometer. Ze doet me aan de typische Ardense côtes denken. Op de top stoten we door naar het Land van de Windmolens. ‘Don Quichote zou hier helemaal tilt slaan’, grap ik. Windmolens overal. 

Soms duiken we de diepte in. Dan zien we een steile afdaling voor ons verschijnen en daarachter een weg steil naar omhoog. Nu draaien wij zelf tilt: van 80 km/u op ‘de grote plateau’ naar recht in de trappers op het kleinste klimverzetje. De dimensies van deze wegen zijn duizelingwekkend.

Bj het begin van de afdaling voel ik het in mijn kleine teen: dit wordt een ‘hell of a ride’. Bochten waar je in kan duiken en kan blijven trappen. Volle kracht tot aan een bar die me doet denken aan de motels langs de Amerikaanse Route 66.

Iedereen volgt het bar-ritueel: verfrissend drankje en/of ijsje, chillen, bidons bijvullen met ijsblokken, vertrekken. Wonder boven wonder: de afdaling gaat gewoon verder.

Tussen de bar en Louza, waar Paulo met de bevoorrading staat, liggen 25 kilometer. Jos en ik leggen die af op iets meer dan een half uur. Deze afdalingen zijn echt kicken.


5 kilometer voor de finish, na nog een paar beklimmingen, staat Vicky plat. Snel band vervangen, want we moeten schuilen voor hitte. 38 graden! Aan Hotel Duecitania, weer zo’n luxueus complex met zwembad tussen de olijfbomen, storten we ons op het water dat Paulo heeft klaargezet.

De sfeer in de groep is opperbest. 3 Belgen, 2 Israëli’s, een Zuid-Afrikaanse en 2 Portugezen: het is bijzonder, maar de fiets creëert respect tussen mensen met ongetwijfeld heel uiteenlopende politieke idealen.

Meer informatie over Bike Madrid-Lisbon vind je hier.
Lees hier deel 1.
Lees hier deel 2.