Deel dit artikel:

Reportage Drenthe 200: AARDEWERK

Er wordt gezegd dat baggerbedrijven mooie salarissen betalen. Klinkt aanlokkelijk, want met de Drenthe 200 achter de rug heb ik flink wat ervaring met bagger…

Startvak 1 met de toppers en de fat bikers, een paar minuten voor zessen in de ochtend. Wie wil lijden, moet vroeg opstaan.

‘Een vies goestingske’, zo omschreef ik een paar maanden geleden op mijn Facebookpagina de aankondiging van Drenthe 200. Want 200 off-road kilometers in de periode tussen Kerst en Nieuw, dat zei me wel wat. Al was er gelijk ook twijfel. Want eind december is de kans op mooi weer bijzonder klein en dan kunnen tweehonderd kilometers in het veld resulteren in een ware martelgang. Maar ach, wat doet een mens anders in de feestperiode?

Poten in het nat

Om 3.40 uur zou de wekker moeten afgaan, maar ik ben het onding voor want ik lig al een uur te woelen in mijn nest. De voorbije weken heeft het enorm veel geregend en de foto’s die ik al van het parcours van de Drenthe 200 gezien heb lieten weinig aan de verbeelding over. Daarenboven wordt voor vandaag nog meer regen voorspeld, gecombineerd met een westenwind van een dikke vier beaufort en een temperatuur die tussen de twee en de zes graden zal schommelen. In Roden parkeer ik op een grasveld dat al flink onder water staat, altijd handig om voor een rit van tweehonderd kilometer al met je poten in het nat te staan wanneer je je omkleedt. Het startbordje (1307 wordt niet het winnende cijfer van vandaag) ophalen en de kledingtas inleveren gaan vlekkeloos en na een laatste stressdrol en een allerlaatste controle van de bandenspanning ben ik er om 6.15 uur helemaal klaar voor. Een kwartier geleden is de eerste groep met de bekendste wedstrijdrijders en de deelnemers aan het NK marathon voor fat bikes al op stap gegaan, ‘mijn’ startvak vier (meteen ook de laatste startgroep) zou om 6.30 uur moeten gaan al is het uiteindelijk acht minuten later als voor ons het startschot klinkt. (De volgende dag zal ik vernemen dat de start even werd uitgesteld omdat de voorrijders van de organisatie bij kilometer vijf nog spijkers op de weg aan het ruimen waren.)

Genieten tussen nacht en dag.

Zoek de lijn

De eerste vijf kilometer lopen over de weg en er wordt al schandalig hard gereden. Alsof iedereen er zo snel mogelijk van af wil zijn, schieten de 1.302 felwitte koplampjes en rode (al dan niet knipperende) achterlichtjes de nacht in. Zoals zo vaak ben ik extreem goed voorbereid en heb ik de route dus helemaal niet bestudeerd, wat mij er toe aanzette om voor tubeless Specialized Tracer bandjes met een allround profiel te kiezen rond de DT Swiss carbon velgen in mijn Specialized CruX Elite crossfiets. Vanuit het idee ‘dat het toch onmogelijk tweehonderd kilometer modder zou kunnen zijn?’. Al na vijf kilometer besef ik dat de werkelijkheid jammer genoeg anders zal zijn. Dwars door het bos rijden we op een breed modderpad en alle rode (al dan niet knipperende, maar dat wist je al) achterlichtjes voor me schieten van links naar rechts over het pad. Overdag is het hier al geen sinecure om een degelijke rijlijn uit te zetten, laat staan in het aardedonker en met vijfhonderd man om je heen die allemaal naar diezelfde ideale rijlijn op zoek zijn. Daarenboven rijdt zo ongeveer iedereen met verschillende banden, van moddervette fat bike banden over alle types mountainbikebanden tot ik op mijn 33 mm crossbandjes wat tot een amalgaam aan sporen leidt. Nog geen twee kilometer verder voert de organisatie een extra argument aan voor mijn stelling dat het een verdomd lastige dag zal worden. De organisatoren hebben immers aan een private grondeigenaar gevraagd of ze over zijn weide een rechte lijn mochten trekken om op die manier twee slijkpaden met mekaar te verbinden. En nee, als er al 1.500 man voor jou door die drassige weide zijn gecrosst, dan rijdt dat niet echt lekker.

1302 lampjes op zoek naar het juiste spoor.

Duister in de duinen

Er wordt opvallend weinig gepraat in het peloton, iedereen is er zich duidelijk van bewust dat er vandaag niet met energie gemorst mag worden als je de finish wil halen. De solidariteit is wel groot, zo mag een onfortuinlijke deelnemer ondervinden. In zijn zoektocht naar het juiste spoor in de bagger, is hij dat spoor helemaal kwijt geraakt en in de sloot beland. Gelukkig voor hem slechts tot de enkels in het nat, maar om terug op het droge te geraken kan hij wel wat hulp wel gebruiken. Een paar kilometer voor de eerste bevoorrading in Balloo doorkruisen we een schitterend duinengebied. Het moet er bij deze opkomende zon prachtig bij liggen, al merk ik er jammer genoeg te weinig van. Want ik heb tien kilometer geleden mijn wagonnetje aangehaakt bij drie mountainbikers die door Plieger Sport gesponsord worden en die eigenlijk net een tikkeltje te snel voor mij fietsen. “Tot aan de eerste bevoorrading in Balloo bijt ik me vast in hun wiel en daarna trek ik solo weer verder”, heb ik mezelf ingeprent en een ontmoeting met een oude bekende uit de fietsenbranche bij de eerste bevoorradingspost is perfect om dat scenario te doen kloppen. In de paardenmanège die vandaag dienst doet als bevoorradingspost is het druk. “Godverdomme, wat is dit zwaar zeg”, hoor ik een deelnemer naast mij tegen zijn vrouw zeggen. Voor alle duidelijkheid: in Balloo zijn we 36 kilometer ver, nog 164 te gaan.

Banaantje?

Marathon op de tractor

De afwisseling die het parcours in de aanbieding heeft is om duimen en vingers bij af te likken. Lange rechte (modder)paden dwars door de velden geven de wind vrij spel, maar even later zit je lekker beschut in het bos op singletrackjes te sturen tot je niet meer weet van welke parochie je afkomstig bent. Intensief is het wel de hele tijd want ofwel ben je powerend op zoek naar grip, ofwel ben je aan het sturen in het bos. Weinig tijd om te eten of te drinken dus en op mijn crossfiets rij ik een compleet ander tempo dan de meeste deelnemers op de mountainbike. Op de met boomwortels bezaaide singletracks in het bos stuiter ik met mijn smalle bandjes maar wat in het rond en zoeven de mountainbikers langs me heen. Maar op de lange rechte stukken tussen de akkers en velden maak ik met mijn lichte veldritfiets meer meters en stoom ik de mountainbikers voorbij. Met de fat bikers die ik inhaal heb ik medelijden, om tweehonderd kilometer off-road te gaan rijden op zo’n tractor met pedalen moet je verduiveld sterk zijn.

Dikke banden, dolle pret in de vette prut? Nou…

Appelflauwtjes

Ik mag eigenlijk niet klagen, de benen draaien vlotjes en ik maak zo goed als geen stuurfouten. Al sluipt de onrust er stukje bij beetje weer in, want om in de modder vaart te (blijven) maken moet je nu eenmaal veel vermogen leveren. Lichter schakelen en trager rijden is meestal geen optie want dan rij je je onherroepelijk vast. Rammen dus, maar dat houdt een mens toch geen tweehonderd kilometer vol? Vandaar dat ik vanaf de tweede bevoorradingspost in Gieten mij voorneem om vanaf nu bij elke bevoorrading een energiegel er bij te nemen. Ik doe mij aan het buffet van de organisatie te goed aan krentenbollen, bananen, stroopwafels en peperkoek, maar vanaf nu duw ik er ook steeds een gelletje bij. Omdat er op de stroken tussen de bevoorrading ofwel gepowered ofwel gestuurd moet worden is het niet evident om onderweg energie bij te tanken, dus moet dat maar bij de ‘officiële’ bevoorradingsposten gebeuren. En zo fiets je eigenlijk een beetje van de ene appelflauwte naar de volgende.

Weinig tijd om te eten of te drinken want er moet gestuurd worden.

Duikbike

Supertechnisch is het parcours niet (probleemloos te rijden op de crossfiets), al moet je er in de modder wel je verstand bij houden want niet elk spoor is het juiste. Vlak voor de vierde verzorgingspost in Beilen, na 103 kilometer is dat, voert het parcours ons tussen een weide en een brede sloot die zowat anderhalve meter onder het maaiveld ligt. Met een man of dertig glibberen en glijden we door de bagger tot een mountainbiker het achterwiel van de man voor hem aantikt, zijn fiets compleet stuurloos wordt en hij de sloot in rijdt. De man probeert nog uit volle macht te remmen, wat er voor zorgt dat hij overkop slaat en helemaal kopje onder gaat in de diepe sloot. Dat is dus nummer twee voor vandaag, maar deze kerel heeft minder geluk dan zijn collega-slootduiker van deze ochtend. Kwam de eerste van de dag er nog met een paar natte voeten van af, dan is nummer twee doorweekt van kop tot teen. De enige troost voor de tweede slootduiker van de dag is dat de verzorgingspost van Beilen op slechts twee kilometer ligt, al blijken het verdomd lastige kilometers. Om bij de bevoorrading te komen moeten we een maisveld oversteken en de sompige modder zuigt de energie bijna letterlijk uit je benen.

“Ligt er geen pad, dan maken we er één dwars door de akker”, luidt het devies van de organisatie.

Plan B

Ik heb deze ochtend een tas met een complete outfit, smeermiddel voor de ketting, extra fietsverlichting voor het tweede deel van de rit (al hoop ik stiekem voor donker terug te zijn) en nog wat energiegels en –repen bij de organisatie ingeleverd. Twee grote vrachtwagens hebben al deze genummerde tassen naar Beilen gebracht en in een verwarmd tentje wissel ik van overschoenen, handschoenen en bovenkleding (onderhemd lange mouw, fietsshirt lange mouw, mouwloos windvestje) en warm ik me op aan een stevige kop erwtensoep met spek en worst. Een andere deelnemer geeft in het tentje zijn vrouw instructies. “Nog 25 kilometer tot de volgende verzorgingspost in Dwingeloo, kom me daar maar ophalen met de auto want ik zit er compleet doorheen.” Ik ben hier in mijn eentje en heb dus geen plan B om de finish te halen, al heeft de organisatie er wel iets op bedacht. Vanaf startplaats Roden rij je tijdens de Drenthe 200 een grote lus zuidwaarts, met de wijzers van de klok mee. Opgevers worden aangeraden om de wedstrijd bij een verzorgingspost te verlaten, daar krijg je van medewerkers dan een routekaartje met de kortste verharde weg naar Roden. Hoewel ik al een paar keer diep ben moeten gaan, is er geen haar op mijn hoofd dat aan opgeven denkt. Nog even snel de meeste modder van de fiets spoelen en op weg voor de volgende honderd kilometers, dit varkentje moet en zal gewassen worden.

Klein onderhoudje halfweg, moet kunnen.

Drumstel

Was het de eerste honderd kilometer weliswaar koud, maar droog en zelfs zonnig, dan trekt vanaf kilometer 110 de lucht dicht en vallen de eerste druppels. Het gemiezer gaat al snel over in regen waarna er even later ook sneeuw en hagel uit de lucht komen vallen. Vooral die laatste zijn ellendig, niet alleen omdat ze zo pijn doen in je gezicht, ook omdat ze zo hard inslaan op de Aeroshell die ik op mijn helm heb gemonteerd. Het lijkt wel alsof ik met mijn kop in een drumstel zit. De route blijft mooi en afwisselend, maar door de regen is de modder nu lichter geworden en spat ze nog veel meer op. Ik ben blij dat ik voor Sealskinz waterdichte sokken heb gekozen want mijn voeten blijven droog en redelijk op temperatuur, via de mouwen van mijn fietsshirt is er echter water in mijn handschoenen gelopen waardoor mijn vingers aan het verstijven zijn. “In combinatie met de in ijltempo wegslijtende remblokken worden die koude vingers een probleem”, besef ik en bij de verzorgingspost in Dwingeloo schakel ik qua lichaamsbescherming een paar tandjes bij. Het regent dat het giet en zelfs de Bioracer Tempest-kleding begint door te lekken, dus trek ik een extra regenjasje aan (thank god dat ik het in mijn mini-rugzakje had gepropt) en opteer voor een combinatie van drie sets handschoenen om mijn knuisten warm en droog te houden. Eerst een paar latex chirurgenhandschoenen om al het vocht te weren, dan een paar dunne Shimano onderhandschoenen en tenslotte de Sportful Fiandre handschoenen als buitenlaag. En ook al is het weer zo ongeveer het slechtste wat je als fietser kunt tegenkomen (temperaturen van net boven het vriespunt en héél veel neerslag), toch kan ik prima blijven fietsen. Alleen jammer dat ik deze ochtend toch wel mijn laagje broekvet vergeten ben, dat wordt de komende dagen deppen in plaats van vegen na de grote boodschap…

Logica

Ik weet niet hoeveel pannenkoeken ik naar binnen duw bij de verzorgingspost in Appelscha terwijl een vriendelijke dame mijn bidon met sportdrank vult en hem aan de buitenkant schoon spoelt met water. Het was mij al opgevallen dat ik bij elke slok energiedrank ook een mondjevol Drentse modder mee naar binnen kreeg. Net zoals op alle bevoorradingsposten doet een DJ zijn best om de sfeer er in te brengen, al komen de meesten in Appelscha niet verder meer dan wat ganzenpasjes bij een vuurkorf om op temperatuur te komen. Met nog 44 kilometer te gaan begint het om 16.30 uur ook alweer flink te duisteren. De mix van koude, modder, vermoeidheid en spoor zoeken in het donker zal nog vonken geven.Mijn tank is gelukkig nog niet leeg en het feit dat ik door geen enkele deelnemer meer word ingehaald geeft mij moed. Het deelnemersveld ligt nu zo ver uit mekaar dat ik soms een half uur in complete eenzaamheid door Drenthe bagger, de fietsers die ik inhaal zien er allemaal meer dood dan levend uit en blijven achter in het duister. Eentje heeft wel nog de moed om een paar zinnen te prevelen. “Ik kan mij niet voorstellen hoeveel achterstand we intussen op de koplopers hebben”, stamelt de man. “Denk aan hoeveel voorsprong we hebben op de laatste deelnemers, daar put je ongetwijfeld meer moed uit”, antwoord ik. Ik ben zowaar trots op mezelf dat ik na tien uur afzien nog logisch kan denken, ha!

De hel

Het Janpad is op 25 kilometer van de streep de laatste grote hindernis waar de organisatie graag mee uitpakt, een beetje het Carrefour de l’Arbre van Drenthe. “Een meedogenloos stuk bagger van vier kilometer, er lijkt geen einde aan te komen. Vechten moet je hier voor elke meter. En vloeken is toegestaan, maar dan wel met mate. Met recht is dit de hel van de Drenthe 200. En toch, probeer er van te genieten”, zo omschrijft de organisatie het pad dat ze met een bord “Welkom in de hel” aankondigen. “Hoezo, welkom in de hel? Ik dacht dat ik er al een uur of vier vertoefde?” In het aardedonker je een weg banen door zo’n modderpoel is geen pretje. Ik probeer het aan de rechterkant en rij me na honderd meter hopeloos vast. Ik steek over naar de linkerkant en donder na vijftig meter net niet om omdat ik mij weer vast heb gereden. En zo blijf ik de komende twintig minuten haasje-over spelen met het Janpad. Van links naar rechts, op zoek naar vooruitgang. “Wat heeft dit nog met mountainbiken te maken?”, jammert een mountainbiker die tot voorbij zijn enkels in de blubber staat en net niet begint te janken. Ik kan de man geen ongelijk geven want hier is niks plezants aan. Bijna sluipend als een paracommando versla ik het Janpad toch en bereik ik de laatste verzorgingspost in Norg. Twee koppen hete bouillon, een flink stuk worst, nog een paar stroopwafels en uiteraard een energiegel moeten mij helpen om de laatste twintig kilometer af te leggen. Dit mag niet meer fout gaan. “Het zijn relatief gemakkelijke kilometers”, spreekt iemand van de organisatie mij moed in. Ik weet wel beter. Na ruim tien uur op de fiets is alles lastig.

Deze strook ellende had beter het ‘Jammerpad’ geheten…

Fier

En toch geniet ik van die laatste twintig kilometer. Ik rij samen met nog een deelnemer die voor de crossfiets koos en we maken flink vaart. Sterker zelfs, in de laatste twintig kilometer slagen we er in om nog een man of dertig in te halen. Allemaal compleet, maar dan ook compleet choco gereden. Allemaal mannen en vrouwen die de tank zo helemaal leeg hebben gereden dat hen alleen nog grinta rest om de finish te halen. Ik zit al een paar uur te wachten tot de eerste krampen er in schieten en verbaas mij er over dat het niet gebeurt. Na meer dan elf uur op de fiets kan ik mij bij de laatste modderstroken nog altijd op snelheid trekken om door de blubber te snijden en heb ik in mijn bovenbenen en heupen nog spierkracht genoeg om te stabiliseren als ik uit het juiste spoor dreig te schieten. Eindelijk komt Roden in zicht en na dertien uur en acht minuten overschrijd ik onder luid applaus van de locals de streep. Terwijl de speaker zijn tong breekt op mijn familienaam krijg ik mijn medaille van de Drenthe 200 Extreme Marathon om de nek gehangen. En voel ik me fier.

Drenthe 200 spaart niemand, ook winnaar Bas Peters is getekend door de inspanningen.

De volgende ochtend check ik de app van Drenthe 200 om mijn uitslag op te snorren. Van de 1.650 ingeschreven deelnemers namen er uiteindelijk 1.302 de start. Daarvan slaagden er 498 om binnen de tijdslimiet van achttien uur de volledige 205 kilometer te fietsen. Bas Peeters was met 8 uur en 30 minuten de snelste van het pak, liefst negen minuten sneller dan de nummer twee. Wilko Koster had net geen achttien uur nodig om de ronde af te werken en ik ben blij met mijn 233ste plaats. Maar of ik hier nog eens terug kom? Daar moet ik over nadenken. Want Drenthe 200 is weliswaar heel mooi, maar de modder en de winterkou zorgen voor een slopende cocktail waar je meer dan een paar dagen moet van recupereren.

Iedereen die de finish haalde voelde zich een beetje winnaar. Terecht.

Zelf ook meedoen? Check www.drenthe200.nl

Benieuwd naar het materiaal waarmee we de hel overleefden? Dat verhaal lees je hier.