Deel dit artikel:

LEJOG: 1000 mijl naar het einde van de wereld

De duizend mijl lange trip tussen Land’s End en John O’Groats is de ultieme fietstrip dwars door het Verenigd Koninkrijk. Op het vasteland is LEJOG niet bekend bij het grote publiek, maar over het Kanaal moet je hem gedaan hebben om erbij te horen. Deel twee brengt ons van de Schotse grens tot de signpost bij John O’Groats.

Scottish border(s)

Dag zes was geweldig, een absoluut hoogtepunt. LEJOG staat garant voor een crescendo verloop van de landschappen waarin je fietst, en een graduele afname van de temperaturen waarin je dat doet. Bij John O’Groats zijn de dagen in juni trouwens twee uren langer dan bij het beginpunt. De zevende fietsdag van onze LEJOG, we zitten al over halfweg, bevat een nieuwe grote mijlpaal. De Scottish border, en de Scottish Borders. Het eerste een lijn, de grens tussen Engeland en Schotland. Het tweede een regio die je doormoet vooraleer de Scottish Highlands te bereiken. Na nog wat stevig klimwerk komt bij een brug over de rivier hét bord tevoorschijn: “Scotland welcomes you”. Ik gooi even een doedelzak op Spotify met bijhorende danspas. Je gaat elke dag weer stap voor stap, en als je dan na zeven dagen even kijkt naar je huidige locatie lijkt de afgelegde afstand gigantisch. Een superfijn gevoel.

Er is al meteen een eerste verkeersbord dat het verschil aantoont met Engeland. Hier gebruikt men hetzelfde bord om te waarschuwen voor “disabled people’. In Engeland waren die nog gewoon ‘elderly’. Onze voedingsstrategie is ondertussen eentje met winkeltjes en bakkers; broodjes, scones en pannenkoeken. De Snickers strategie brengt ons altijd weer een uurtje verder als het nodig is. Geleerd van Lau. Als de tijd daar is, maken we wel nog ruimte voor een terras met koffie. Het blijft een fragiel evenwicht: bij ritten met veel klimwerk voel ik de tank eerder leeglopen. Fysiek is genoeg voedsel binnen hebben de grootste uitdaging. Net als in dag twee balanceer ik in rit zeven op het randje terwijl we de Scottish Borders binnenrijden. De benen voelen behoorlijk goed, maar de snelheid daalt.

Opnieuw bevinden we ons over een cattle grid, het landschap kaal en desolaat. De heuvels zijn groen, maar anders dan in Cumbria. Er zijn eerst nog naaldbomen, en gaandeweg krijg je al een beetje de moskleurige hellingen die Schotland typeren. Veel hoeven we niet te verwachten van horeca. De Old School cafe in Eskdalemuir brengt vandaag redding qua krachtvoer. Dit kleine plekje is een ontmoetingsplaats in een verder desolaat gebied met enkel een gehuchtje. Meg, een local die wat verderop woont, komt bij ons aan tafel zitten terwijl we werk maken van de scones. Van waar we komen, en welke afstanden we afleggen. “Don’t talk kilometres, talk miles!”. Hij blijkt iets van fietsen te weten, zijn vriend uit Londen heeft een Merida winkel en kwam hem bezoeken dit weekend. Hij vertelt ons over een tempel wat verderop en hoe we zijn huis kunnen herkennen straks aan de tien vuilbakken langs de straat. “Daar zie je mijn huis op de bergflank, ik heb ‘the best spot’ hier!”. Er staat zowaar echt een Oosterse tempel en we vinden ook zijn huis. De Scottish Borders zijn een hoogtepunt maar niet opgewassen tegen Cumbria in mijn ranglijst. Voor we Peebles bereiken stoppen we nog op een piepklein terrasje, waar ze vervolgens uitpakken met de beste Flat White van de reis, inclusief latte art. Zit je hier in the middle of nowhere, hoe verzin je het.

Where the drama begins

Na Peebles lonken de Highlands. In het uitzetten van de ritten hebben we ervoor gekozen om hier twee extra lange ritten in te voegen, om dan met twee makkelijke(re) ritten af te sluiten. Twee keer meer dan 180 km brengen ons langs Edinburgh, over the Military Road tot voorbij Inverness. Omdat de lange rit wel wat uurtjes in beslag neemt willen we graag vroeg vertrekken, maar dat is in de UK niet vanzelfsprekend. Doordat hun ontbijt een kok vereist (eieren, spek, worst en bonen, weet je wel), kan dat vaak pas vanaf acht uur. Te laat, dus regelen ze een zakje voor ons met… chips en cola. Ideaal om de dag te beginnen als je bijna tweehonderd kilometer moet. We beginnen met een minimum aan voorraad en zetten koers naar Edinburgh, om daar langs een fietsstraat een heerlijk ontbijttentje te vinden. Op goed geluk tref je de beste zaken aan. Alles plannen is moeilijk, er komt altijd iets op het pad. Edinburg is een wat donkere stad, met veel mooie gebouwen. Heel karakteristiek. Het brengt ons even verder naar Queensferry met een korte kasseistrook in het centrum. Vooral de oude rode treinbrug is er heel spectaculair. Wij nemen de middelste van drie bruggen richting Schotse Hooglanden.

Het meest spectaculaire deel van de trip kondigt zich aan. De Highlands en de Old Military Road die deze doorkruist. “Where the drama begins”, staat er in het boek te lezen bij Perth. En er wordt ook gewaarschuwd voor de grote leegte. Met Blairgownrie fietsen we door een donker stadje dat aangekondigd werd als de laatste stad in 150 kilometer. Even verder bij Bridge of Cally is er sprake van het laatste winkeltje in 50 kilometer. Dat we niet eens gezien hebben. De weg is een prima asfaltweg die zichzelf tussen de Schotse Hooglanden slingert. Nu en dan passeert er en motorrijder of een vermoedelijke toerist, maar verder is er niks. Helemaal niks. Eén hotel zit verscholen op een drietal kilometer van de weg. Dalmunzie Castle. Overnachten doen we hier in een hemelbed, na een upgrade omdat we… een vleermuis in de badkamer vonden.

Braemar

“Good weather in Scotland is vertical rain, bad weather is horizontal rain.”, luidt het gezegde in Schotland. Na een volledig droge LEJOG tot hiertoe (“That is unheard of!”, vertelt men bij de receptie) ontkomen we op dag negen niet aan regenwater. De dag begint nog mistig maar mooi en terwijl de Cairnwell Pass in de vroege ochtend overrijden zien we enkel schapen en het Glenshee Ski Center. Dit is het koudste deel van Schotland. De echte killer, The Monster of The Lecht, volgt echter kort daarna. Het is veruit de zwaarste beklimming van de hele trip, met een kilometer aan meer dan vijftien procent en pieken boven de twintig. Op de top belanden we in de wolken. Het karakter van de rit wordt hier heroïsch. Epic! Exact wat deze setting verdient. De buienradar is echter duidelijk: de regen komt snel. We dalen af naar Tomintoul. Daar duiken we in de Old Fire Station en smullen pannenkoeken tussen de brandweeraccessoires. We voorzien ons ook van beenstukken en regenjas.

We zitten op amper 400m hoogte, het regent voor het eerst in negen dagen, en na een half uurtje fietsen is nog amper tien graden. Het voelt kouder. De volgende vijftig kilometer zijn nat. We rijden langs kleine weggetjes, nu weer open en dan weer door bosrijk gebied. Motorrijders schuilen onder de bomen. Pas bij Inverness fietsen we terug droog, en als we even later bij Conon Bridge stoppen bij het hotel staat er te lezen: John O’Groats: 111 miles. Dat zijn er ooit 874 geweest. We hebben voor het eerst, na twee lange dagen, het gevoel dat we het gaan halen.

Breathtaking emptiness

De voorlaatste dag. Een grijze start. We wanen ons nu eens in de Ardennen, dan weer in Zweden. Pas wanneer we na Liarg op een smal baantje belanden verandert alles. We nemen nog een koffie en carrot cake bij de Falls of Shin en daarna begint het grote niks. Breathtaking emptiness, lazen we in het boek. En dat blijkt niet gelogen. Hier en daar een lukraak verloren geplaatste boerderij, en verder niks. Naaldbomen her en der. Eindeloze weiden en groene hellingen. Op en af maar niet bijzonder zwaar. Als je hier pech hebt ben je aangewezen op een zeldzame wagen die passeert. Een heel stuk verder passeren we The Crask Inn. Het is een erg afgelegen cafeetje in dat grote niks en een begrip op de tocht. We stoppen hier echter niet. Er loopt een grote hond en een zeer dreigende onweerswolk houdt de vaart er toch wat in. Eens we nog meer in de buurt komen van de noordkust is de weg vervelend bergop en bergaf. Af en toe een boerderij, sporadisch wat meer leven. Er lijkt geen einde te komen aan de stroom kleine bultjes. Vermoedelijk speelt hier het mentale, omdat we zo dicht bij Bettyhill en de noordkust genaderd zijn. Twee bikepackers die de North Coast 500 fietsen, doen ons stoppen. Ze zoeken eten. Komt ervan, zonder Snickers op pad gaan.

Bettyhill

Bettyhill is een laatste grote mijlpaal voor ons grote einddoel. We zien de zee aan de andere kant van het Verenigd Koninkrijk. Bijna 1600km gefietst! In The Store, een ander befaamd cafeetje daar, smullen we een heerlijke sandwich. We geraken er ook aan de praat met twee kamperende bikepackers. Ze fietsen nog een eindje verder en slaan dan hun tenten op. Als alles goed gaat zien we ze daags nadien bij het eindpunt. Hier zijn duidelijk meer fietsers op pad. De route die we van hieraf volgen is onderdeel van de North Coast 500, een meer toeristische bewegwijzerde rondweg rond het meest noordelijke deel van Schotland. De fietsen moeten echter in de bierkelder van het hotel en er zijn vage plannen om te investeren in een fietspomp. Om maar te zeggen: ze leven hier niet van fietstoerisme lijkt het.

“Vier heuveltjes nog”, vertelt de mevrouw die ons het ontbijt opdient. En daarna is het “a walk in the park”. Dat is inderdaad zo. Vier langere beklimmingen in een mooi landschap met catttle grid en nu ook zicht op zee. Regelmatig wegwijzers naar John O’Groats, het laatste deel van de trip. Het verkeer is hier plots veel drukker en Rurso blijkt zelfs een druk stadje. Het mooiste hebben we gehad. De laatste rit is tachtig kilometer, de heel strakke zijwind maakt het nog gevaarlijk. Zeker wanneer er een vrachtwagen passeert. De hemel, die is net als bij vertrek blauw. Hoe dichter we komen, hoe meer fietsers er plots opduiken. Velen vertrekken daar en doen JOGLE, de omgekeerde variant. Voor ons is het aftellen: 20km, 10 miles, 10km, … tot het Seaview Hotel. Eens we daar linksaf slaan rollen we freewheelend tot de signpost. Terug in het rijtje. Foto door de bikepacker die we gisteren ontmoetten, een korte babbel. En even de tijd nemen om het moment te absorberen. LEJOG is een avontuur dat je nooit meer vergeet.

PRAKTISCH

Logistiek

LEJOG is een logistiek vraagstuk. Richting startpunt kozen we ervoor om met de Eurostar naar Londen te gaan. Op de Eurostar kan de fiets gewoon mee zonder te demonteren. Een dagje Londen is trouwens ook leuk. Vanuit Londen namen we de dag nadien een trein van GWR (Great Western Railway) richting Penzance, het laatste station richting zuidwesten. De laatste zestien kilometer moet je dan nog met de fiets doen. Houd in de gaten vanaf wanneer je kan boeken, want je moet een plaats reserveren voor de fiets, en die plaatsen zijn erg beperkt.

Terug is zo mogelijk nog iets complexer. Vanuit John O’Groats namen we de fietstaxi van John O’Groats Bike Transport richting Inverness. Van daaruit spoorden we met Scotrail naar Newcastle, want daar vertrok de boot van DFDS naar Ijmuiden. Eens op Nederlandse grond kwamen we met de trein (NS en NMBS) over Antwerpen terug België binnen.

Boekentip

De route die we reden is deze van het boek dat je hier kan vinden.

Deel 1 van onze trip gemist? Klik hier.

Gerelateerde artikels