Deel dit artikel:

Fietsen door West-Vlaanderen? OMER OLIEVER!

Op zondag 1 juni staat een nagelnieuwe toertocht op de kalender van de Proximus Cycling Challenge: de Omer Classic. Je kan ongetwijfeld al raden dat je voor de start en aankomst van dit wielerfeest aan de brouwerij Omer Vander Ghinste in Bellegem moet zijn. Wij stuurden onze man al een keertje richting West-Vlaanderen voor een verkenning van de ‘Tripel LeFort Tour’. Dat is meteen de langste afstand van 120 kilometer.

Omer is alomtegenwoordig in Bellegem. Terwijl ik me aan mijn auto klaarmaak voor de verkenning van de 120 kilometer lange ‘Tripel LeFort Route’, rijden vrachtwagens met de beeltenis van schuimende pinten af en aan. Ieder café serveert de lokale godendrank en pakt ermee uit op luifels, parasols, fietsenrekken. De imposante brouwerij die Omer Vander Ghinste anno 1892 uit de West-Vlaamse grond heeft gestampt, lijkt wel het epicentrum van het dorp. Hier moet je op zondag 1 juni zijn voor de allereerste editie van een fijn fietsfeest: de Omer Classic, een manche van de Proximus Cycling Challenge. Een dag waarop je de keuze hebt uit drie routes, die allen vernoemd zijn naar de huisbieren die hier gebrouwen worden. De Ypra Ride is met 35 kilometer de gezinsfietstocht, de Omer Classic is een toegankelijke rit van 60 kilometer en de Tripel LeFort Route is zoals gezegd de koninginnenrit van 120 kilometer die je laat snuffelen aan het Pays des Collines en de Vlaamse Ardennen.

Laten snuffelen? Inderdaad, want je trekt vanuit Kortrijk wel richting het heuvelachtige gebied, maar blijft het altijd wat vanop een afstand bekijken. De Mont-Saint-Aubert, de Kluisberg, de Kwaremont, Nokereberg… Je komt onderweg telkens in de buurt, maar net wanneer je denkt dat je aan één van die legendarische beklimmingen zal beginnen, draai je toch nog even rechts- of linksaf en slaak je – althans in mijn geval – een zuchtje van opluchting. Ook met z’n 120 kilometer blijft de lange route van de Omer Classic dus best toegankelijk. Al hadden ze dat bij Omer liever nog iets anders gezien. De Tripel LeFort Route mocht – net als het bier zelf – best nog wat pittiger, vertelt een medewerker me wanneer ik voor de start wat foto’s maak bij de toegangspoort. Hij gaf mee instructies voor het parcours en duikt zelf geregeld het Pays des Collines in. Dat het daar prachtig fietsen is, kan ik alleen maar onderschrijven. Ik woon in de buurt en trek wekelijks naar Ellezelles, Flobecq, Frasnes… Maar net daarom ben ik er niet heel rouwig om dat deze rit een stukje westelijker blijft. Ook al heb je er minder kuitenbijters: het loont absoluut de moeite om er te fietsen. Maar ik loop op de zaken vooruit, want vooraleer je in het Pays des Collines aanbelandt, wacht er een vlakke lus richting de Franse grens als aperitief.

Bellegem ligt op een heuveltje en dus kan ik meteen na de start al vaart maken naar het naburige Rollegem. Hier ten oosten van Kortrijk kreeg je de ‘gems’ nogal naar je kop geslingerd. Zwevegem, Kooigem, Rollegem, Bellegem, Avelgem, Otegem… Hou het maar eens uit elkaar wanneer je hier niet vandaan komt. Maar na een wat vervelende passage door een industrieterrein pal op de taalgrens, ruimen de typisch Vlaamse namen snel plaats voor minder bekend in de oren klinkende gemeentes als Dottignies, Saint-Léger, Leers-Nord en Néchin. Ook het wat glooiende landschap vlakt hier helemaal uit. Dit is de grensstreek met Noord-Frankrijk en een wegwijzer met daarop ‘Roubaix’ laat er weinig twijfel over bestaan: ik ben in de buurt van heilige wielergrond. De kasseien van Carrefour de l’Arbre, Camphin à Pévèle en Willems à Hem liggen op een boogscheut hiervandaan, maar ik blijf netjes op Belgisch grondgebied en wend de steven naar het oosten. Weg van de Franse grens en richting de Schelde die vanuit Doornik een natuurlijke grens vormt tussen een biljartvlakke uithoek van Henegouwen en het Pays des Collines…

Het is er allicht wat over om de Mont-Saint-Aubert te vergelijken met de Ventoux, de Mount Fuji of de Kilimanjaro. Maar wat de heuvel gemeen heeft met die roemruchte bergen, is zijn profiel van eenzame bult in een voor de rest vrij vlak landschap. De Mont-Saint-Aubert torent 145 meter uit boven de regio en je ziet hem dus van ver liggen. Wanneer ik de brug over de Schelde oversteek, doemt hij ook op in mijn vizier en ik fiets er recht naartoe. Ook al is dit met zo’n zes procent gemiddelde stijgingsgraad geen eersteklas potenbreker en valt de klim van twee kilometer richting het kerkje op de top wel nog mee, toch wekt zo’n puist in het landschap ontzag op. Maar stressen is niet nodig vandaag: vanuit Obigies fiets ik in een mooie bocht om de berg van Sint-Aubertus heen en ik krijg in de Rue de la Tourelle enkel een kort knikje voorgeschoteld dat de benen een eerste keer wakker schudt na die lange, vlakke aanloop.

De ruime regio tussen de Mont-Saint-Aubert en de Mont-de-l’Enclus – a.k.a. de Kluisberg – catalogeer ik graag als ‘het niemandsland’. Met uitzondering van het dorpje Celles is dit een streek die wel door God verlaten lijkt. En dan nog: ook Celles is niet meer dan een kerk, een kruispunt en een paar huizen. Van bloeiende horeca of gezelligheid is weinig sprake. Ik heb hier al meermaals vruchteloze zoektochten ondernomen naar bakkers, supermarkten, cafeetjes. Zoek niet naar plaatsen om bij te tanken, bidons op te vullen of iets te knabbelen. Ik verzeker je: je keert van een kale reis terug! Hier kom je fietsen om te genieten van de vergezichten over de akkers en weilanden en om even weg te zijn van de steeds sneller draaiende wereld. Op de uitgestorven weggetjes tussen de oude hoeves kom je amper levende zielen tegen. De tijd lijkt er al een eeuw stil te staan en voor bewoonde wereld moet je terug richting Vlaanderen. Vanuit Escanaffles fiets ik naar Ruien om er een stukje jaagpad langs de Schelde mee te pikken. Hier stond vroeger een elektriciteitscentrale die je vanop zowat elke heuvel in de Vlaamse Ardennen in de verte kon zien, maar de imposante koeltoren ging in 2017 tegen de vlakte en sindsdien herinnert enkel nog de wirwar van hoogspanningslijnen aan het feit dat hier ooit energie werd opgewekt.

In Berchem steek ik opnieuw de Schelde over, via dezelfde brug als waar Tadej Pogacar eerder dit jaar overheen knalde in de laatste kilometers van de Ronde van Vlaanderen, op weg naar zijn tweede keer winst in Vlaanderens Mooiste. Ook hier vormt de rivier de grens tussen de iconische, vaak steile hellingen van de Vlaamse Ardennen en het wat minder tot de verbeelding sprekende ‘voorgeborchte’ op de westelijke oever. Al zullen ze dat in Anzegem, Wortegem-Petegem en Kruisem misschien niet graag horen. Inderdaad: ik ben weer in de streek van de ‘gems’ aanbeland en hier moet een paar keer geklommen worden, te beginnen met de Bergstraat in Wortegem-Petegem. Geen iconische helling, maar wel eentje die ik heel goed ken, want vanuit het Grinta!-kantoor in Petegem trek ik er vaak heen om de klimcapaciteiten van testfietsen te ontdekken. Boven word je getrakteerd op een schitterend uitzicht: in de verte ligt Oudenaarde en je ziet van hieruit onder andere ook het kerkje van Kwaremont, de oude Hotondmolen en natuurlijk ook de Koppenberg. Het is een stralende lentedag en dus neem ik hier de tijd om een reepje naar binnen te werken vooraleer ik mijn weg richting Kruisem verderzet. Hier is het draaien en keren geblazen, maar de bries die vandaag uit het noordoosten waait, blaast al zo’n veertig kilometer vol in mijn snufferd en dus ben ik maar wat blij wanneer ik nabij Nokere een definitief keerpunt op de route bereik. Van hieruit gaat het met de wind in de rug én over veelal vlakke wegen langsheen Waregem, Deerlijk en Zwevegem terug naar de brouwerij Omer Vander Ghinste.

Ik steek een tandje bij. Omdat de rugwind en het uitgevlakte parcours me dat toelaat, maar ook omdat de passage angsheen Waregem en Deerlijk nu niet meteen memorabel is. Ik fiets een tiental kilometer in de buurt van de E17 en dus ook in de achtertuin van de vele bedrijven langs de snelweg. Maar wanneer de route toch opnieuw een stukje naar het oosten knikt om een grote bocht rond Zwevegem te maken, dan verschijnt opnieuw het landelijke, haast lieflijke West-Vlaanderen. Het kanaal Kortrijk – Bossuit vormt nog een laatste oriëntatiepuntje en vervolgens kom ik weer in het golvende landschap ten oosten van Kortrijk terecht. Bellegem is nu niet ver meer, maar mijn Wahoo geeft nog twee klimmetjes aan. Veel stellen ze echter niet voor. Het zijn knikjes van het genre: ketting op de grote plateau, mes tussen de tanden, kont uit het zadel en sprintje tot boven!

Terug in Bellegem kan ik het terrasje van café Sportwereld niet weerstaan. Het is een heerlijk zonnige vrijdagnamiddag en er heerst enige gezelligheid in het dorp. Met zicht op de onlangs gerenoveerde brouwerij bestel ik een cola en – uiteraard – een Omer. De Tripel LeFort bewaar ik voor 1 juni, wanneer ik de Omer Classic kom meefietsen!

Wil jij er ook bij zijn tijdens de Omer Classic? Schrijf je dan nu in op de website van de Omer Classic!