Zo af en toe krijg ik het zot in mijn kop en wil ik er een paar dagen alleen op uit. Op de een of andere manier word ik dan altijd naar Nederland toe gezogen. De fantastische fietspaden (de beste van Europa?) zitten daar voor iets tussen. Hoe dan ook, Friesland stond al lang op mijn bucket list. In de tijd dat de stenen nog echt uit de grond vroren, keek ik als kind op televisie al naar de schaatsheroïek van de Elfstedentocht. Ik zag mannen met bevroren snot in de snor over eindeloze grachten schuiven. Het woord “klunen” – lopen op schaatsen – was het eerste Friese woordje dat ik leerde, lang voor Twares onze hitlijsten bestormde met “Wêr bisto”.
Hoger lager
Mijn kinderdroom om er ooit zelf te schaatsen, is al lang opgeborgen. Toen Maarten van der Weijden deze zomer heel Nederland op zijn kop zette door 200 km lang Friesland rond te zwemmen, begon het te kriebelen om toch eens koers richting Noorden te zetten. Ik weet dat elk jaar op Pinkstermaandag 15.000 fietsers verzamelen om de Elfstedentocht te rijden. Vrienden die de tocht al reden, zijn lyrisch over het landschap en de sfeer. Maar ik wil Friesland meer als reiziger dan als sporter ontdekken dus kies ik voor slow travelling. Een trektocht. Dan stop ik hoe vaak ik wil en hoe lang ik wil. Mijn doel is om de tocht te spreiden over drie dagen. De Elfstedentocht is gelukkig ook een vaste route en over de hele weg aangeduid met bordjes. Het parcours wijkt grondig af van de tocht op Pinstermaandag. De volgorde van de steden is anders en loopt over kleine weggetjes waar je geen 15.000 mensen tegelijk kan over sturen. Je kan de tocht in wijzerzin of tegenwijzerzin fietsen, in beide richtingen staat de route aangeduid. Af en toe is het wel wat zoeken omdat de borden de ene keer hoog aan een paal hangen en de andere keer laag bij de grond. De route is opgebouwd rond het knooppuntenwerk met om de tien kilometer een groot overzichtsbord. Ik heb de route voor alle zekerheid ook op gps gezet, verloren rijden kan echt niet.
De trein op
Hoe ver de route zal zijn, is me nog niet duidelijk. Op internet vind ik tegenstrijdige info, van 240 tot 265 km. De gedownloade GPX geeft 265 km aan, maar zal tijdens mijn route een fout blijken te bevatten. Maar bon, en route! Nu weet ik dat het tegenwoordig hip is om te gaan trekken met een gravelbike. Ik denk er voorlopig echter niet aan om mijn oude Koga zomaar in te ruilen. Mijn oude vriendin. De avonturen die wij al samen hebben meegemaakt. Ik kan geen afscheid van haar nemen. Ze weegt als lood en elke brug oprijden (en er zijn er véél in Friesland) is een marteling. Anderzijds heeft ze zoveel bagageruimte dat ik gemakkelijk een halve kleerkast kan meesleuren. In Friesland geraken is vrij simpel. Ik fiets van bij mij thuis 35 km tot Breskens waar ik de veerboot naar Vlissingen neem. Vanuit Vlissingen geraak ik met de trein – 5 uur sporen, 1 overstap – in hartje Leeuwarden. Elke trein in Nederland heeft een wagon waarin je je fiets kwijt kan. Alleen tijdens de spitsuren mag je daar geen gebruik van maken. Je fiets meenemen kost je 6,90 euro extra. Het is laat in de middag als ik Leeuwarden bereik. Mijn eerste idee was om nog niet te fietsen, maar omdat ik op het einde van mijn reis ook al in Leeuwarden zal slapen, kies ik ervoor om toch al 25 km te bollen tot in Sneek. Al snel verlaat ik het drukke centrum van Leeuwarden. Het industriegebied dat ik doorkruis is niet zo fraai, maar kort erna beland ik in het landschap waarvoor ik gekomen ben. Een smalle sloot, kilometers rechtdoor, met een fraai fietspad ernaast. Bijna de hele tijd tot in Sneek heb ik zicht op water en dikke rietkragen. Typisch voor de eerste kilometers in een nieuwe streek, maar ik zou zowat bij elk houten brugje willen stoppen voor een foto. In Sneek check ik in bij mijn geboekte B&B. Het blijkt een slaapkamer op overschot te zijn bij een iets oudere dame die een centje wil bijverdienen. Ze zegt dat mijn fiets gerust buiten mag blijven staan “Dit is Amsterdam niet.” Maar als ik aandring, krijg ik toch een plaatsje in de garage.
Hemelsluis en Waterpoort
Het centrum van Sneek is zoals de toeristenfolders beloven. Oud, authentiek en gezellig. Kasseien, romantische grachten en leuke bruggen. De trekpleister is uiteraard de Waterpoort. Een fantastische brug met twee achthoekige hoge torens ernaast. Ondanks de frisse temperaturen zitten de terrassen aardig vol. Rond me hoor ik zowat alle Europese talen. Sneek is populair bij toeristen. De volgende ochtend ben ik nog geen twee kilometer ver of de hemelsluizen gaan al open. Er was nochtans de hele week droog weer beloofd, maar het zal toch deze ochtend niet zijn. Regelmatig krijg ik een forse portie regen over me heen. Met een regenzwangere lucht rij ik Sneek westwaarts uit. Een lus van 25 km zal me opnieuw bij Sneek doen uitkomen, maar eerst rij ik langs kleine landbouwgehuchten en de twee pittoreske dorpen Oosthem en IJlst.
Gravel is hot
Er is een pak minder toerisme dan in Sneek, maar daardoor hangt hier nog meer de sfeer van het authentieke Friesland. Typische smalle Hollandse rijwoningen, dicht bij de gracht en brugjes versierd met bloemen. Op het water dobberen tientallen, zo niet honderden sloepen en boten. Elke bewoner lijkt hier wel zijn eigen boot te hebben. Buiten IJlst sla ik aan een grote windmolen een smal gravelpad in langs het water. Kilometerslang rij ik op dit pad. Door de regen hebben zich een paar plassen gevormd. Deze route rij je duidelijk best niet met een racefiets op smalle bandjes. Op zich vind ik de hele route best berijdbaar. Mooie onderhouden fietspaden, ver weg van het autoverkeer. De hobbeligste wegen vind je in de centra terug, waar je keer op keer over oneffen klinker- of kasseiwegen wordt gestuurd. Opnieuw in Sneek blijkt de brug aan de Waterpoort open te staan. Ik maak van de gedwongen pauze gebruik om een andere fietser te vragen een foto van me te nemen. Zodra ik de brug weer over kan, begeef ik me naar het Zuiden van Friesland. Voor vanavond heb ik nog geen overnachting geboekt, ik zie wel waar ik uitkom. Het is geen hoogseizoen meer, vrije bedden genoeg in de streek.
Uitmuntend fietsparadijs
Ik passeer enkele brede kanalen waar plezierboten op dobberen, met als gevolg dat ik opnieuw meerdere keren stil sta voor een brug. Eén keer moet ik een veer nemen. 0,85 cent om nog geen vijftig meter te overbruggen. Op het veer word ik aangesproken door twee Vlaamse vrouwen die ook met de trekkingfiets onderweg zijn. Zij doen zes dagen over de Elfstedentocht, om nog meer tijd te hebben voor uitgebreide culturele bezoeken onderweg. Vandaag zijn ze aan het laatste stukje bezig. Ze zijn het met me eens dat dit een uitmuntend fietsparadijs is. Slechts zelden moet je de weg delen met auto’s. “En als dat wel het geval is”, zo merkt een van de dames op, “dan heb je je duidelijk van route vergist.” Dat je niemands pad kruist zonder een goedendag te krijgen, vinden ze net als ik nog een pluspunt.
Vals plat en 6 beaufort
Ik neem afscheid van de dames. Ik ben verkikkerd om de grote meren in deze regio te zien, maar helaas komt de route zelden of nooit vlakbij. Wel maakt de open ruimte stilaan plaats voor een paar grote bossen. Dwars erdoor gaat de route. Een smal, kronkelend geasfalteerd pad duwt me door het groen. Voel ik het goed, of merk ik enig vals plat? Als ik uit het bos kom, openbaart zich inderdaad een licht glooiend landschap. Mijn GPS slaat tilt. In Oudemirdum staat een pijl naar rechts, terwijl ik op de GPS links word gestuurd. Mijn hele scherm vult zich met gekleurde lijntjes. Blijkbaar zit er een foute lus in de GPX. Ik sla toch maar rechtsaf en volg de vaste bordjes. Er gaat direct 15 km af van mijn route. Na deze meevaller krijg ik direct een tegenvaller te verwerken. Nu ik opnieuw de open vlakte in fiets, blaast de wind weer hard in mijn gezicht. De hele dag al was er flink wat zijwind. Maar zo dicht bij het IJsselmeer en stilaan afbuigend naar het westen, heb ik de wind op kop. Ik schat 6 beaufort. De fietscomputer zakt naar minder dan 15 km/u. Het is stampen tot ik er bijna bij neer val. Een alternatief is er niet. Kilometerslang rij ik parallel aan de kust zonder enige beschutting. Op het IJsselmeer leven waaghalzen zich uit op hun surfplank.
Jack Sparrow
Een slaapplaats vind ik in de buurt van Stavoren, een toeristisch havendorp. Schitterende grote zeilboten liggen aangemeerd. Sommige lijken zo antiek dat ze kunnen voorbij klieven in Pirates of the Caribbean. Ik verwacht elk moment een ladderzatte Jack Sparrow uit een café te zien strompelen. De realiteit is iets minder filmisch. Als ik ‘s avonds met moeite een vrije tafel in één van de vele visrestaurants vind, is de voertaal rond me Duits. De streek is immens in trek bij Duitse zeilers. De volgende ochtend schuif ik in mijn B&B aan bij de ontbijttafel. De andere gasten blijken een Nederlands koppel te zijn. Het gesprek dat we aanknopen, zal me de rest van mijn reis achtervolgen. De vrouw is kaal. Terminaal ziek. Maar haar optimisme kan tellen voor tien. Tot laat in de ochtend zitten we te praten. Over de grote levensvragen. Jezelf durven zijn. Niet bij de pakken blijven zitten. Kijk. Daarvoor doe ik het dus. Alleen op trektocht gaan. Niet alleen omwille van de landschappen en het fietsen. Maar omdat het dé manier is om echt connectie te maken met mensen. Open te staan voor toevallige ontmoetingen. Haar motto: “Duw problemen niet weg. Ze zijn zoals plastic ballen die je onder water duwt. Hoe dieper je ze probeert te duwen, hoe hoger ze terug zullen opspatten.”
Terrasjes tussen de buien
Met een krop in de keel en veel later dan ik had verwacht, duw ik mezelf in gang op de fiets. Er wacht me één van de mooiste stukken van de route. In het begin blijf ik vlak bij het IJselmeer rijden, al verhindert een hoge dijk het zicht op het water. Af en toe laat ik mijn fiets aan de kant staan om via trapjes toch eens een glimp op te vangen van het water. Iets verder wacht Hindeloopen. Een parel van een dorp met veel smalle kasseisteegjes, een haven en oude winkeltjes. Als ik op een brug even stop om te genieten van het zicht op de grachten, klampt een oude Nederlandse dame me aan. “Helemaal alleen aan ‘t reizen? Dapper hoor. Vroeger hadden we een boot en kwamen we ook wel eens in Friesland. Nu komen we nog eens herinneringen ophalen. Wat is het hier toch mooi!” Af en toe pakken donkere regenwolken samen. Meestal fiets ik er echter met heel veel geluk net omheen. De paar keer dat het toch regent, slaag ik er telkens in om te schuilen. Als ik in het gezellige Workum aankom, schijnt de zon zelfs. Ik bestel een warme chocomelk op een terras. Op het pleintje voor me staan de fietsrekken vol. Veelal elektrische fietsen van dagjestoeristen. Veel collega-trekkers ben ik nog niet tegengekomen. Ik fiets bijna de hele dag vlak naast waterlopen. Dat is in de richting van Bolsward niet anders. De Elfstedenroute doet het centrum officieel niet aan, dus wijk ik even af van de route. Jaren geleden was ik hier voor de start van de Eneco Tour. De ploegvoorstelling verliep toen op het water. Elke ploeg werd per bootje het centrum in gevaren. Het is vandaag iets minder druk dan toen, maar nog steeds gezellig druk. Ik gooi me op een terrasje. Bolsward is tenslotte ook de stad waar de Elfstedenfietstocht op Pinkstermaandag start en finisht.
Op Pinkstermaandag wordt dit gezellige Bolsward overspoeld door 15.000 fietsers.
Friesland frietland
Als ik op mijn horloge kijk, merk ik dat het al aan de late kant wordt en ik vandaag echt nog niet veel heb gefietst. Het ziet er naar uit dat ik minder ver zal komen dan ik had gehoopt. En dan wil ik nog tijd vinden om Harlingen te bezoeken. Ik besluit om het bij 60 km te houden en een slaapplaats in Harlingen te zoeken. Opnieuw vind ik snel een bed. En opnieuw sta ik versteld van de vriendelijkheid van de gastheer. Bij het ontbijt de volgende ochtend legt hij boterhamzakjes ter beschikking. “Om een picknick te maken. Je kan onderweg niet constant koffie met appelgebak nemen. Smeer maar boterhammen genoeg.” Harlingen is een vrij grote havenstad. Naast een fotogenieke haven in de binnenstad met mooie plezierbootjes, tref je hier grote kades aan met zeeschepen. Harlingen is de stad waar je de veerboot kan nemen naar Terschelling, één van de Waddeneilanden. Het krioelt er van de gezellige bars en restaurants. Mijn hongerige maag laat zich met veel plezier verwennen. Net zoals de voorbije avonden krijg ik bij mijn hoofdgerecht ongevraagd drie side dishes. Eén ervan is altijd friet. Zelfs als je wok bestelt, krijg je er patat bij. Als ik naar deze gekke gewoonte pols bij de dienster, beaamt ze dat je in de hele streek altijd friet als extraatje krijgt bij je maaltijd. Ik merk op dat ze in Nederland dan nog meer friet eten dan in België. De volgende dag vertrek ik met een ruime picknick van mijn lieve gastheer voor het laatste deel van mijn Elfstedentocht. Omdat mijn GPS elke dag opnieuw van nul opstart en ik onderweg ook wel wat extra kilometers heb gedaan om te sightseeën, weet ik niet exact hoeveel kilometer ik nog moet doen. Ik schat een kilometer of negentig. Later zal blijken dat het er 107 zullen zijn. Maar goed, voor vanavond heb ik al een overnachting op voorhand geboekt, dus mag ik aan de late kant in Leeuwarden arriveren.
Bond zonder Naam
Het is toch niet waar, de wind is weer gedraaid. En opnieuw in mijn nadeel. Hij komt uit het noorden nu. Dus heb ik hem weer langszij of op kop. Gelukkig is er geen regen meer voorspeld en is de zon van de partij. Tegen de wind vind ik evenwel weinig beschutting. Franeker mag dan wel een vrij drukke stad zijn, maar daarbuiten wacht de grote leegte. Elk gehucht met drie huizen heeft hier een naam. De leukste die ik tegenkom is “Boer”. Ik spot vooral landbouwbedrijven, akkers en weiden. Het vertrouwen in de mensheid is gigantisch. Aan de straatkant staan onbemande winkeltjes met fruit, groenten, honing of huisgemaakte confituur. Erbij een bordje “Help yourself”. Je neemt wat je wil en steekt geld in een potje. Geen mens die er toezicht op houdt. Mijn schouders ontspannen nog wat meer bij al die menselijke warmte. Bond zonder Naam zou zeker vijf sterren uitreiken. Kom ik al eens een iets groter dorp tegen, dan is het enige café gesloten. Mijn lunchpakket is al lang verteerd en ik hunker naar een ander drankje dan wat ik in mijn bidon heb. Ineens, in het zoveelste hol van Pluto, wijst een pijl naar een bezoekerscentrum. Er is een klein museum met oude huishoudspullen. Denk aan bedpannen, melkkannen en olielampen, allemaal in een speciaal diepblauw.
Gebleir langs de weg
Een oude man brengt in slow motion mijn cola met – ik kan er niet aan weerstaan – appelgebak. Hij schuift erna traag naar zijn vrienden aan een tafel naast mij. De conversatie verloopt in het Fries. Ik versta er niks van. In de grote steden heb ik weinig Fries gehoord, maar hier op de boerenbuiten leeft het blijkbaar nog. De naamborden van de gemeentes zijn vaak in twee talen. Af en toe kom ik ook spandoeken tegen in het Fries. Protest tegen geplande industrie, voor zover ik begrijp. Als ik eindelijk het Noorden van Friesland bereik, zie ik direct een gelijkenis met Zeeuws-Vlaanderen. Weiden met schapen. Lange, rechte asfaltwegen en een hoge dijk die de horizon claimt. Het lijkt hier wel de omgeving van Terneuzen. Die illusie wordt me ontnomen als ik in de buurt van Blije eindelijk de dijk op mag. Erachter liggen opnieuw weiden. Zilte grond dit keer met schapen en halfwilde paarden erop. In de verte blinkt de zee en zie ik ook de hoge rug van Ameland – nog een Waddeneiland – uit het water steken. Ik fiets over veeroosters, ontwijk schapen die zich op het fietspad bevinden en geniet van de eindeloze rust.
De arm der wet
Ter hoogte van Holwerd draai ik weg van de Noordzee, terug het binnenland in. Stilaan krijg ik eindelijk wat rugwind. Ik bedenk dat ik de laatste uren zelden of nooit naast grachten en kanalen gefietst hebt. Af en toe wip ik wel een brug over, maar het échte Elfstedengevoel is wat zoek. Dat verandert als ik in Dokkum kom. Opnieuw zo’n gezellige Hollandse stad met rijen terrasjes naast de boten. De route zal het water nu niet meer loslaten. Er wachten me nog 25 km naar Leeuwarden, helemaal langs het water. Soms op smalle paadjes waar je amper met twee fietsers naast mekaar kan rijden. Vaak moet ik steile houten bruggen over. Als ik mijn aanloop niet goed neem, moet ik te voet naar boven. De hoge kantoorgebouwen van Leeuwarden dienen zich al lang op voorhand aan. Toch fiets je ook hier in alle veiligheid over afgescheiden fietspaden het centrum binnen. Belgische steden moeten dringend een bezoek aan Nederland brengen om hun fietsbeleid te hertekenen. Leeuwarden mag dan een grote stad zijn, de autovrije binnenstad met een aaneenschakeling van indrukwekkende oude gebouwen en horecazaken is best gezellig. Morgenvroeg neem ik de trein terug. Vanavond geniet ik eerst nog wat na. Ik bestel een Apérol Spritz en nestel me vlakbij een terrasverwarmer. Net als ik bedenk dat Koning fiets eerder Keizer fiets is in Nederland, valt mijn oog op drie agenten die twee fietsende meisjes tegenhouden. Blijkt dat ze zich in voetgangersgebied begeven. En daar moet je met de fiets in de hand door. De knappe blondine lacht eens vriendelijk naar de jongste agent. Maar het helpt niet om een boete te ontwijken.
Het rapport
Nippend van mijn glas probeer ik de Elfstedenfietsroute een eindscore te geven. Leuke trip, toegankelijk voor iedereen. Alleen de wind maakt het soms lastig. Af en toe eens een lang saai stuk, maar de mooie passages zijn met superlatieven te overladen. Lekker eten en oneindig vriendelijke inwoners. Kortom: een fraai stukje fietsplezier. Laat die grote onderscheiding maar komen.
Praktisch
Op de sites van Nederland Fietsland en Friesland vind je meer info over de Elfstedenroute.
Voor alle informatie over je fiets meenemen in de trein, consulteer je de website van de NS.
Met dank aan Futurum Quality Gear, partner van deze blog.