1 juni 1953. De Italiaanse wielrenner Fausto Coppi is op de Passo dello Stelvio op weg naar eeuwige roem. Nu eens zittend in het zadel, dan weer op de trappers lopend, zich voortdurend lancerend in één van de 48 haarspeldbochten, zoeft hij met een krachtige tred naar de top. Zijn trui is hemelsblauw met een streepje wit. Voorlopig nog. Want straks mag hij de roze trui aantrekken, als nieuwe leider van de Ronde van Italië. Coppi is alleen. Testa della corsa, hij is de kop van de koers. Vandaag is hij ongenaakbaar. De lucht wordt ijler en de sneeuwmuren naast hem worden almaar dikker. Maar ‘De Grote Reiger’, zo luidt Coppi’s bijnaam, maalt onbewogen verder. Hij vliegt. Pijn voelt hij niet. Zo lijkt het toch. De Italiaanse fotograaf Tino Petrelli bevindt zich ook op de Stelvio, in één van de laatste bochten voor de top. Hij zal zo dadelijk dé foto uit zijn carrière maken. Hij tuurt naar beneden. Hij ziet Fausto Coppi enkele bochten lager naar boven stormen. Petrelli beseft dat Coppi straks in aankomstplaats Bormio zonder ongelukken als de grote triomfator van de Giro zal worden onthaald. En dan plots… een muze daalt over Petrelli neer. Een ingeving. Een dosis inspiratie. Petrelli legt zijn Leica opzij en schraapt een kluit aarde bijeen. Hij begint met die aarde letters te vormen in de sneeuw die de flank van de Stelvio bedekt. Hij schrijft iets. Maar wat? Het heeft nogal wat voeten – of beter: handen – in de aarde vooraleer uiteindelijk ‘Viva Fausto’ (‘Leve Fausto’) zichtbaar wordt in het witte decor.
Coppi heeft één van zijn begenadigde momenten op de fiets, één van de laatste uit zijn al rijke wielercarrière, en klimt razendsnel naar de Stelviotop. Gevolg: terwijl Petrelli de laatste hand legt aan zijn sneeuwboodschap, doemt Fausto al op. “Arriva Coppi!”, scanderen enkele tifosi in de buurt. Coppi heeft nog nauwelijks twintig meter te overbruggen vooraleer hij Petrelli’s met aarde bedekte sneeuwwand voorbij zal flitsen. De adrenaline kolkt door Petrelli’s lijf, zijn hart pompt heviger dan dat van Coppi. Vijftien meter. Hij graait met zijn met aarde besmeurde handen naar zijn camera. Hij kijkt door de lens. Tien meter. Zijn wijsvinger zoekt de trekker. Vijf meter… Hij roept “Kijk daar, Fausto!”. Coppi gehoorzaamt en kijkt richting Petrelli’s ‘kunstwerkje’ in de sneeuw. *Klik!* De foto is genomen. Slechts eentje. Maar het zal wel één van de meest iconische wielersportfoto’s aller tijden worden.
1 juni 2013. Zestig jaar na Petrelli’s wonderlijke kiekje van Fausto Coppi, voorbijfietsend aan een sneeuwmuur die zijn naam draagt, fiets ik de Stelvio omhoog. In mijn zog, in de wagen: fotograaf David Stockman. Topfotograaf en vriend. En vandaag ook ‘partner in crime’. Ik ben een man met een plan en David is medeplichtig. Want alleen kan ik het niet bolwerken. Om het simplistisch te stellen: ik ben vandaag voor één keer Fausto Coppi en David is vandaag Tino Petrelli. Het plan rijpte al enkele dagen in mijn brein: een remake van de Petrelli-foto drong zich op. Waarom? Voor haar. Om haar te charmeren. Om haar aandacht te winnen. Om haar te doen stralen. Al is dat laatste niet nodig. Dat doet ze al. Seven days a week and twice on Sunday. Zij fascineert me. Lei mi fa perdere la testa. En dat wil een mens dan duidelijk maken. Liefst op een weinig alledaagse manier. Ik wil een statement maken. Krachtig en boenk erop. In de sneeuw, op 2.757 meter boven de zeespiegel. Ik klim verder. Ik zoek de geschikte plek voor de uitvoering van ‘het plan’. De exacte plaats waar Coppi Petrelli passeerde, is niet te traceren. Dus zoeken we naar het best mogelijke alternatief. ‘Hier!’, roep ik. ‘Nee, daar!’, roept David. Hij heeft gelijk. Het oog van de fotograaf is beter geoefend. Het is de ideale plek. Het felle zonlicht zit goed en de sneeuwmuur vraagt om gekerfd te worden. Ik strijk eerst de sneeuw vlak. Alle oneffenheden moeten eruit. Ik laat de aardetechniek van Petrelli varen en kies om eigenhandig een leus in de sneeuw te kerven. Geen ‘Viva Fausto’ maar de beginletter van haar voornaam, gevolgd door een uitroepteken. En dan ‘You rock’. Omdat het zo is. She rocks. She really does. En iedereen mag het weten.
Ik schrijf letter na letter en graveer telkens diep in de sneeuw. Het is ijskoud. Mijn handen verkleumen, verkrampen. Pijn kan je het niet echt noemen maar aangenaam is het niet. Mijn vingertoppen lijken wel verdoofd. ‘Straks verlies ik hier nog een vingerkootje’, flitst er even door mijn hoofd. Maar ik leg die doemgedachte naast me neer. Ik ben op een missie. Ik ga hier niet weg tot deze slogan in de sneeuw staat. Al bevries ik hier ter plekke, ik wijk niet. Because the juice is worth the squeeze. Even later is het decor af. En nu… fietsen. David heeft zijn positie al ingenomen. Tergend traag rij ik langs de sneeuwmuur. Net zoals Fausto zestig jaar geleden op het allerlaatste moment zijn hoofd richting de tekst draaide, knikt mijn hoofd naar ‘S! You rock’. Petrelli had maar één kans om zijn foto te nemen. Eén magisch moment. Wij gaan iets intensiever te werk. David en ik zijn perfectionisten. Het moet ‘af’ zijn.
*Klik!*
“En?”
“Nee, het is nog niet helemaal zoals het zou moeten zijn.”
*Klik!*
“Nog eens?”
“Ja, nog eens!”
*Klik!*
“En?”
“Bwah.”
“Allé dan, opnieuw!”
En zo gaat het nog een poos door. Ik weet niet hoeveel takes het heeft gevraagd maar het waren er behoorlijk wat. Maakt niet uit, het moest. Voor haar. En dan die verlossende woorden van David: ‘Ja, dit wordt ‘m! We hebben ‘m!’ Een zucht van opluchting en verrukking. Bij David. Bij mij. En ook bij Fausto Coppi die ons al die tijd bezig heeft gezien vanop zijn wolkje dat ginds, bovenop de Stelvio, rondwaart in de staalblauwe hemel. Ik stort me naar beneden, ik voel mijn benen niet. Ik ben bevrijd. De Stelviomissie is voltooid. Maar… is ze geslaagd? Geen idee. ‘s Avonds plaats ik de foto als mijn nieuwe Facebook-omslagfoto. Hoe lang zou het duren voor ze ‘m ziet? Zal ze het snappen? Zal ze ‘m ‘liken’? ‘Scoor’ ik ermee? Zal ze smelten voor mijn sneeuwmuur?