En toch, blijkbaar is er in het achterkamertje van mijn hersenpan iets blijven hangen van die 19de maart en Sint-Jozef. Dat gáát zo, denk ik, als je in de prille jaren zeventig je jeugd sleet in een katholiek college, het Sint-Jozefs-college nog wel. Dan was die 19de maart een feestdag, met na de middag een toespraak van de priester-directeur en een vrij podium voor de leerlingen, dat na drie nummers al verveelde en steevast ontaarde in boegeroep. En vooral: het gevloek dat je veel te laat thuis kwam en zodoende wéér de aankomst van Milaan-Sanremo had gemist. En zo komt een mens dan toch weer uit bij datgene waar zijn hersenpan wél van doorweekt is: wielrennen.
Er was inderdaad een tijd waarop de Primavera steevast op 19 maart werd gereden. Sint-Jozef of San Giuseppe, patroonheilige van de timmerlui, was duidelijk geliefd in Italië. Zijn naamdag een feest waarvoor men zijn beste pak aantrok, zelfs een dag vrijaf kreeg. Maar zie, de ontkerstening sloeg ook in het oerkatholieke Italië toe. Fabrieksbazen zagen het niet langer zitten om hun poorten op een doordeweekse dag te sluiten en Milaan-Sanremo verschoof naar een zaterdag. Roger De Vlaeminck werd, op 18 maart 1978, de eerste winnaar van een heidense Primavera.
Trouwens, Sint-Jozef en Milaan-Sanremo, hoe kwam een timmerman in godsnaam in het wielrennen terecht? Wat was de link tussen een klauwhamer en een Colnago-fiets, tussen een in het verstek gezaagde plank en de finishlijn op de Via Roma? Het leek vreemd. Sint-Jozef had niets in dat wielrennen verloren en omgekeerd hadden de organisatoren van Milaan-Sanremo beter bij een ander kunnen aankloppen. Maar wie, wie uit die cohorte heiligen en martelaren past dan wél bij de UCI-kalender? Zou er trouwens wel een patroonheilige bestáán voor de wielrenners? Het is een vraag die ik graag in uw midden gooi, broeders en zusters, beminde parochianen van het geloof in de fiets.
Aan patroonheiligen nochtans geen gebrek. Je moet maar eens De Druivelaar, zo’n oertraditionele dagwijzer, doorlopen. Er zijn heiligen voor alle beroepen, alle rangen en standen. Zelfs de journalisten en schrijvers hebben hun patroon: de Heilige Franciscus van Sales. Maar voor de coureurs? Sint-Christoffel misschien? Akkoord, hij ontfermt zich over de reizigers en de weggebruikers. Maar horen coureurs daar wel bij? Zijn dat met tent en rugzak bepakte reizigers, zijn dat heren die zich houden aan de snelheidsbeperking in een zone 30 en stoppen voor een zebrapad? Neen, voor een schietgebedje kunnen coureurs niet bij Sint-Christoffel terecht. Coureurs kunnen bij niemand terecht, noch om een kaars te branden, noch voor een smeekbede. Is het dan verwonderlijk dat de renner die over de kasseien sukkelt, een col opstrompelt, aan het eind van zijn Latijn is, overschakelt op een Vlaamse godver nonde miljaar?
(Patrick Cornillie, Grinta! 06, 2008)