Hoe groot moet een wielrenner zijn geweest opdat zijn zeges als belangrijk historisch feit worden herdacht, hoe omvangrijk zijn palmares dat zelfs zijn schoentjes in een museum terechtkomen? Ieder huis waar Gezelle een kattebelletje neerkrabbelde, elk stulpje waar Rubens een halve boezem schilderde, krijgt prompt een gedenksteen ingemetseld, maar voor een renner is een houten bordje blijkbaar nog te veel gevraagd. Want dat is het toch wat je verwacht. Dat daar, op weg naar de Seinevallei, een soort plaquette zou staan met de woorden: ‘Dit is het land, de streek, de biotoop waarin wielerkampioen Jacques Anquetil groot werd’.
Plaatsen en hun geschiedenis, hun coureurs, hun zweem van heiligheid en heldhaftigheid. Toledo is een topos geworden in de wielrennerij: het is de stad van Federico Bahamontes, de onbetwiste koning van het hooggebergte, de Adelaar van Toledo. Castellania, dat is Coppi. Herentals wordt gerelateerd aan Van Looy, Impe aan Van Impe, Balen aan Boonen.
Je hebt het ook met die bedevaartplaatsen van het klassieke voorjaar, waar elke keer weer de met wielerpetjes getooide pelgrims verzamelen: de calvarieberg bij Sanremo, de klaagmuur van Geraardsbergen, de steile klim naar de hemel van Stockeu. En dan is er vooral ook het mystieke braambos van Wallers-Arenberg. Het is het walhalla van de wielersport. Een plaats waar zelfs aan de groten der aarde maar één dag toegang wordt verleend. Want voor de rest van het jaar geldt voor de 2.400 meter lange kasseistrook: accès interdit!
Helemaal anders is het met de Oude Kwaremont. Ongeveer even lang nochtans, nagenoeg op dezelfde erbarmelijke manier geplaveid als die roemruchte Drève des Boules d’Hérin door het Bos van Wallers. En nog een stevige knik van elf procent er bovenop. Maar helemaal geen heiligdom meer. Want de Oude Kwaremont heeft al zijn geheimen prijsgegeven, is helemaal niet verheven, is integendeel alledaags geworden, al te vaak betreden en bereden. Geprostitueerd zeg maar.
Want met welk een lieve lust jagen de wedstrijdorganisatoren hun peloton naar dat Kwaremontplein. Het begint al met de Omloop Het Volk en ’s anderendaags Kuurne-Brussel-Kuurne. En na dat voorspel komt Dwars door Vlaanderen, de E3 Prijs Vlaanderen, een etappe in de Driedaagse van De Panne. Elke week opnieuw rijden ze in die voorjaarswedstrijden over de Kwaremont, vooraleer het eigenlijke orgasme zou moeten volgen, dat van de Ronde van Vlaanderen. Maar dan hangt deze bult de renners al de keel uit, ze kennen de Oude Kwaremont intussen al beter dan de mensen die er wonen. De begeerte is verdwenen, het spannende van de onthulling is er af, het wordt slappe kost.
Om weer helemaal stijf te worden van wielerheroïek, een decor voor een klassiek drama, moet het dringend veranderen met die Oude Kwaremont. Eén keer en dan 364 dagen niet meer. Zoals het voor een heiligdom hoort. Ja, toch?
(Patrick Cornillie, Grinta! 07, 2008)