Trek had al heel wat getoond van zijn nieuwe fiets voor hij officieel is voorgesteld. Daarbij liet het in het midden of dit nu een nieuwe Émonda zou worden, dan wel een Madone. Het bleek het laatste te zijn, maar dan wel als de fiets die de twee modellen verenigt. Daarvoor moet je ten eerste al het gewicht van de klimfiets bereiken. Geen probleem, vonden ze bij Trek, want dankzij het nieuwe OCLV 900-carbon houden ze het framegewicht gelijk aan dat van de Émonda. Een frame (inclusief verf, dus vergelijk het niet met het kaal framegewicht van 696 gram bij de Émonda!) weegt nu 796 gram en de vork 350 gram (een ongeverfde vork van de Émonda kwam op 375 gram). Dat is samen maar liefst 320 gram lichter dan de Gen 7 Madone.
Maar ook aero
Om ook de sprinters te overtuigen moest Trek straf uit de hoek komen. Ook die uitdaging gingen ze aan. Ze startten met drie prototypes, waarvan eentje in alle omstandigheden (van vlak tot steil) sneller was dan de Madone van de zevende generatie. Die hebben ze verder uitgewerkt met CFD-computersimulaties die niet alleen het frame of zelfs de fiets, maar de fiets met bewegende renner in rekening brengen. De simulaties stelden dan buisvormen voor die rekening hielden met de noden van stijfheid, comfort en andere essentiële parameters naargelang de plaats van die buis in het frame. De diamantvormige IsoFlow-opening maakt daarom ook zijn terugkeer, omdat op die plaats de bewegende benen van de fietser voor turbulentie zorgen en de IsoFlow daar uitstekend mee omgaat.
Een opvallende toevoeging zijn de aero drinkbussen. Ronde vormen, zoals die van een gewone drinkbus, zijn niet aerodynamisch efficiënt, terwijl de RSL Aero-drinkbussen voor een verschil van 3,7 watt zorgen bij een snelheid van 45 km/u. De Lidl-Trek-ploeg had er wel twee kanttekeningen bij geplaatst: er moeten ook gewone bidons in de houders passen en de voorste en achterste drinkbussen moeten dezelfde vorm hebben, om verwarring en gepruts te vermijden.
Hetzelfde principe van nuttige aerodynamica zien we bij de cockpit. Het stuur heeft nu een compactere, rondere en meer ergonomische vorm, die op zichzelf minder aero zou zijn, maar de luchtstroom die daardoor wordt gecreëerd reageert goed op de bewegende benen en maakt zo een vloeiend geheel. Bovendien is deze vorm lichter, wat dan weer uitstekend past bij het concept van een fiets die niet alleen voor sprinters maar ook voor klimmers moet dienen.
Bij een snelheid van 35 km/u is deze nieuweling 0,1 watt sneller dan de Madone Gen 7 en 11,3 watt dan de Émonda. Na een uur aan 200 watt ben je dan 77,8 seconden sneller. Dat vermindert tot 6,8 watt met een gelijkaardige setup als de Madone Gen 8. De renners van Lidl-Trek waren natuurlijk vooral geïnteresseerd hoe de nieuwe fiets het zou doen in belangrijke wedstrijdscenario’s. Bij een versnelling van 280 naar 450 watt op een klim van 10%, waar je als renner reageert op een aanval van een concurrent en het gat zo snel mogelijk wil dichten, doe je er met de nieuwe Madone 29 seconden over om het gat te dichten, met de Gen 7 32 seconden en met de Émonda 30 seconden. Bij een vlakke sprint van 12 seconden aan 1500 watt win je met de nieuwe Madone 1,08 fietslengtes ten opzichte van de Émonda en dat is meer dan de 1,02 van de Madone Gen 7. Bij eenzelfde sprint die licht bergop gaat (4%) win je 0,89 fietslengtes met de nieuwe en 0,81 met de bestaande Madone. Daarbij is ook in rekening gebracht hoe de lichtere, nieuwe Madone sneller uit de startblokken schiet dan de vorige. Dat is maar een klein verschil, maar het is er blijkbaar wel.
De wat meer betaalbare Madone SL deelt dezelfde frametechnologie als het SLR-model, maar is vervaardigd van het bestaande 500 Series OCLV Carbon. Daarnaast zal een tweedelige stuur/stuurpen-combinatie standaard zijn op de SL-modellen en zijn in tegenstelling tot de SLR de aero bidon/bidonhouders optioneel verkrijgbaar.
Prijzen starten vanaf 3499 euro voor de Madone SL 5 en lopen op naar 4999, 5499 en 6499 euro voor de SL 6, SL 6 AXS en SL7. De SLR 7 kost 8999 euro, de AXS-uitvoering doet daar 500 euro bij. Hetzelfde verschil zit er tussen de SLR 9 en SLR 9 AXS van 13.499 en 13.999 euro. De lichtste versie weegt 7 kilo in ML, de zwaarste 8,7. Dat is toch een pak lager dan we gewoon zijn van een Madone.
Eerste indruk
Voor een keertje gaf een fabrikant ons niet het topmodel, maar het scheelde toch niet al te veel. Ik mocht enkele weken lang mijn ding doen met de metallic bordeauxrode versie van de Madone SLR 7 AXS. Naast een complete SRAM Force AXS-groep met powermeter is het grootste verschil met de SLR 9 dat je Pro-versies krijgt van de wielen en het zadel. Daardoor weegt de complete fiets in onze maat ML – de maten zijn niet meer weergegeven in centimeter maar in standaardmaten XS, S, M, ML, L en XL – zo’n 400 gram meer dan de SLR 9 AXS. Reden tot klagen was dat allemaal niet, want zowel de kleurstelling als de algemene look van de fiets deden niet alleen mij maar elke fietsliefhebber watertanden.
Het rijgedrag van deze Madone is veel meer te vergelijken met de Madone Gen 7 dan de Émonda. Hij wil meteen, altijd en overal gààn, en rap ook! Hij is even direct als we ons nog kunnen herinneren van die vorige Madone, maar lijkt iets gemakkelijker beheersbaar. Daarmee past hij in het rijtje van recente topfietsen, want bijvoorbeeld ook de Pinarello Dogma F paart die enorme vinnigheid aan een controleerbaarheid die je niet langer het gevoel geeft dat hij je bij de minste fout tegen het asfalt wil gooien. Die karakteristiek maakt van deze Madone een zalige fiets die je vanaf de seconde dat je er afstapt meteen doet uitkijken naar de volgende keer dat je mag gaan fietsen. Wie eens wil weten hoe het voelt om met een echte, profwaardige koersfiets te rijden en wat het verschil is met een normale racefiets: dit is er zo eentje die jouw ogen zal opentrekken. Dan moet je portefeuille natuurlijk wel zwaar genoeg zijn, of moet je eens langskomen op een Grinta! Test Fest, waar je met dergelijke topfietsen aan de slag mag.
Het vlijmscherpe bochtengedrag past bij dat plaatje. We kregen er niet de kans toe maar zouden er met alle plezier eens een lange col mee willen afdalen. Zeker omdat deze Madone net een tikkeltje comfortabeler lijkt dan zijn voorganger. Verwar hem zeker niet met een endurancefiets maar je valt er niet mee stil als je ermee op slecht wegdek belandt. Je kan gewoon doortrekken en de snelheid erin houden.
Bij dat comfort past de enorm aangename cockpit. De flare die de onderkant drie centimeter breder maakt dan de bovenkant is een uitstekende keuze voor een aero houding op de remhendels en controle en kracht bij het sprinten of dalen in de beugels. Hou je je handen erbovenop, dan merk je dat er geen vervelende hoeken of te ver doorgetrokken profielen in deze stuurvormen zitten. Hij past perfect. Hetzelfde kunnen we zeggen over dat Aeolus-zadel: we zijn altijd blij als we ons daarop kunnen neervleien.
Die Aero-bidons zijn dan weer een leuk gimmick dat blijkbaar wel degelijk aerovoordeel oplevert, maar eerder voorbehouden lijkt voor koersdagen. Ze laten zich net wat lastiger uit de houder halen dan gewone bidons en je moet er ook net iets harder in knijpen. Slecht zijn ze zeker niet, maar hou ze gerust in de kast voor die speciale momenten.
Minder zichtbaar zijn de nieuwe banden. De ’tanwalls’ zorgen voor dat strakke koersuiterlijk, maar er is meer aan de hand. De Aeolus RSL is de tubeless wedstrijdband van Bontrager en voelt soepel aan, zo merkte ik op korrelig wegdek op. Het 320 tpi katoenen karkas is daar natuurlijk de oorzaak van. Zoals we intussen gewoon zijn van topbanden zorgt het midden van het loopvlak voor de lage rolweerstand en de zijkanten voor veel grip. Ik durfde in elk geval goed schuin hangen in snelle bochten, dus op dat vlak lijkt het goed te zitten. We krijgen ze later nog apart in test, dus komen daar zeker nog op terug. De combinatie met de Aeolus Pro 51-wielen leek ideaal. De interne velgbreedte van 23 mm, het gewicht van 1590 gram en het naafbinnenwerk van DT Swiss zijn drie positieve elementen die van deze wiel- en bandenset een uitstekende aanvulling maakten bij het rijkarakter van de Madone.