Deel dit artikel:

Late midlifecrisis

Je bent veertig geworden en het besef overvalt je als een dief in de nacht: ongeveer de helft van je leven op deze aardkloot is voorbij. Je maakt een balans op waar je niet vrolijk van wordt. De tijd die je nog rest, moet aan 200% geleefd worden. Want het leven vliegt voorbij, de jeugd is blijkbaar toch niet voor eeuwig, het lichaam begint duidelijke aftakelingsverschijnselen te vertonen. Bij hoogdringendheid moeten er fundamentele keuzes gemaakt worden. Tijd voor actie!

Een dergelijke identiteitscrisis beantwoorden sommigen met de aankoop van een motorfiets waarmee ze hopen de testosteronspiegel omhoog te krijgen. Anderen kruipen op een nieuw lief, die het liefst nog groen is achter de oren en in haar onschuld denkt dat een rijpe veertiger haar nog iets meer te bieden heeft dan alleen maar geld en onnozele Sturm und Drang.

In mijn late, want op meer dan vijftigjarige leeftijd opduikende, midlifecrisis heb ook ik motorfietsen en maîtresses overwogen. Maar beide uitwegen leiden naar verluidt veelal naar de lichamelijke of financiële afgrond.

Ik koos dan maar voor de fiets.

Ik ben niet de enige, te oordelen naar wat ik in Grinta! lees en op mijn fietswegen tegenkom. Ook in en om mijn Europese vakantieoord ergens in de Alpen liep ik horden veertigers en vijftigers tegen het lijf die menen fietsgewijs een of andere legendarische col te moeten beklimmen om zichzelf wijs te maken dat de natuur nog rekening met hen dient te houden en niet omgekeerd. Lichamelijke uitsloverij alleen maar om de indruk te wekken dat, niettegenstaande de aanwezigheid in tram 4 of 5, de sappen van de adolescentie nog onverminderd stromen.

In mijn aanval op de erosie van de tijd schakelde ik ter plekke naar een hogere cyclistische versnelling door mij voorwaar tot het mountainbikeschap te bekeren. Halve dag huur voor 16 euro. Nu de racefiets geen geheimen meer voor mij heeft, zou het hanteren van een log en traag MTB-vehikel een fluitje van een cent moeten zijn. Dacht ik.

Dat viel tegen.

Het effect van een duidelijk toegenomen lichaamsgewicht laat zich via de wetten van de zwaartekracht nog acuter gevoelen op een mountainbike dan op een gewone fiets. Om de simpele reden dat de stijgingspercentages die met een MTB te lijf worden gegaan stukken groter zijn dan op de geasfalteerde, openbare weg. Door bos en Alpenwei mocht ik genoegzaam ondervinden dat zelfs een triplet en een schotelgroot kroontje achteraan geen garanties bieden. Dit leidde tot een tafereel waarvan gelukkig geen beelden bestaan maar dat tot het einde der tijden op de film van mijn geheugen is geregistreerd.

Op een steile wandelweg die werd platgelopen door nordic walkende legioenen – nog zo’n trend waarmee de mens de illusie van het eeuwig leven voedt – moest ik, rood als een tomaat, voet aan de grond zetten. Ik kreeg mijn pedalen niet meer rond. Als een amechtige blaasbalg stond ik over mijn fiets gebogen toen enkele vrolijk taterende Italiaanse zestigers – de mannen met safaripetten, de vrouwen met onnozele randhoedjes, allen met nordic sticks – kwamen informeren wat er aan de hand was. In mijn beste Italiaans mummelde ik iets over versnellingsapparaten die niet deugen bij huurfietsen en slepende remmen…

Had ik nog de pech dat één van die Latijnen kennelijk alles afwist van fietsmechaniek en in een oogwenk vaststelde dat mijn fiets op de allerkleinste koffiemolenversnelling stond en allesbehalve een slepend wiel had.

“Sono sopratutto le gambe che non giranno, no?”, zei hij. “Het zijn bovenal de benen die niet meewillen, niet?” Mijn antwoord bestond uit een schaapachtige glimlach die als niets anders dan een bekentenis kon worden opgevat.

(Rik Vanwalleghem, Grinta! 09, 2008)