Deel dit artikel:

Langs fjorden en trollen

Onze man, Steven Verniers, ontdekte Noorwegen tijdens de Viking Tour van dit jaar. Met een rugzak vol indrukken keerde hij terug na zes fietsdagen met 940 kilometer, 15000 hoogtemeters en 35 uren in het zadel. Lees zijn ervaringen.

Valldal, stad van de aardbeien aan de Noorse westkust. Drie van de zes etappes van deze Viking Tour 2017 zijn gereden, ik bevind me op een bankje langs een fjord. Vóór mij, een bijna rimpelloze zee die zich een weg baant tussen de bergen. De zilte geur is prominent aanwezig. Aan de overkant van de fjord zie ik bergen uit de zee oprijzen. Achter mij een soort Alpenlandschap op zeeniveau. Valldal biedt een 360 graden panorama en is desondanks weinig toeristisch. Het is niet als eerder die dag in Geiranger waar de werkelijk fantastische fjord ontsierd werd door twee reusachtige cruiseschepen. Mag ik dat wel zo scherp stellen? Vanop enige hoogte werden de schepen herleid tot een klein wit vlekje in de fjord. Ze zijn er wellicht om het majestueuze karakter van het natuurfenomeen aan te tonen. Maar hier is dus alles rustig en bemerk je hooguit enkele kleinere bootjes, drijvend naast een ouderwetse Vikingboot. De heerlijke rust van dit moment is in niks te vergelijken met het sportieve geweld dat we in de drie eerste dagen van deze editie te verwerken kregen op de fiets.

De Viking Tour is een jaarlijks georganiseerde officiële cyclosportieve in Noorwegen. Het is dus een echte race met timing chips, een dagelijkse groepsstart en een aankomst. Weliswaar kan je ook inschrijven voor de ‘non timed tourist class’. Dan doe je niet mee aan de race en ben je dus ook niet verplicht de volledige racezone te fietsen. Al zijn er in werkelijkheid weinig mogelijkheden tot inkorten. Hooguit kan je een deel van de rit in de bus vertoeven. ‘These first two stages will be the toughest and longest stages ever ridden in the Viking Tour’, had opperviking Geir ons vooraf verwittigd. Met twee monsteretappes, goed voor 370 kilometer en 7000 hoogtemeters, gaan we van de vertrekplaats in Laerdal naar het aan de zee gelegen Valldal. Met tussenstop in Lom, bekend om zijn houten staafkerk. Tot de crew behoren ook Patrick en Patrick, twee Limburgse motards die de race in goede banen leiden. Ze bevinden zich vooraan bij de leiders, ik zie hen bijgevolg enkel aan de ontbijttafel… Verder zijn er in elke rit ook twee uitgebreide ‘Matstasjons’. Bevoorradingszones. Voor, tijdens en na de rit kan je beroep doen op de mekanieker die deel uitmaakt van de crew. Slapen doe je ofwel in het Valhalla (een sporthal met matjes en slaapzakken), ofwel kies je voor de hotel optie waarbij je in ruil voor wat extra centen een echt bed krijgt om in te slapen.

Noorwegen staat niet meteen te boek als het fietsland bij uitstek. We krijgen er later dit jaar wel het WK in Bergen, maar in het straatbeeld zie je amper fietsers. Hooguit wat verkeersborden die je waarschuwen voor grote elanden. Fietspaden zijn meestal ‘under construction’ en als je er toch op gaat rijden loopt er vaak iets mis. Het stopt, wordt onverhard of ligt bezaaid met bobbels. Noorwegen telt een pak tunnels en deze zijn niet altijd toegankelijk voor fietsers. De Viking Tour heeft speciale toelatingen om deze desondanks te gebruiken wat deze tocht een handige manier maakt om een groot deel van Noorwegen te ontdekken per fiets. Met 150 fietsers uit vooral Scandinavië, Duitsland en Nederland staan we in Laerdal wel met een grote groep fietsliefhebbers aan de start.

De eerste 50 kilometer van de route langs de Sognefjorden doen ons aan de Alpen denken qua uitzichten. Stel het je voor als een groot bergmeer maar houd wel in het achterhoofd dat je op zeeniveau aan het fietsen bent. Fjordniveau, zoals men dat hier noemt. Vergeet ook niet dat je van daaruit klimt naar 1300 meter hoog en dat die Noorse ingenieurs niet vies zijn van percentages met dubbelde cijfers. Na de tweede berg van de dag belanden we zo op een ronduit schitterende hoogvlakte die je in de Alpen niet zal vinden. Dit is Noorwegen! Bergmeren, gletsjers, watervallen, sneeuw. Op 1300 meter in volle zomer. We kijken onze ogen uit, daar op Sognjefellet, maar zijn in ons achterhoofd één voor één bezig met de derde ‘col’ van de dag, de gevreesde Juvasshytta. Een Noors monster. Ik ontmoet er voor de derde keer in mijn sportieve bestaan de man met de hamer, maar net als de voorbije twee keren zal hij me niet beletten het beoogde doel te bereiken. Een sobere hut is het naast de Galdhøpiggen, met 2469 meter het hoogste punt van Noorwegen. Meer dan 40 deelnemers krijgen een DNF (Did Not Finish) achter hun naam in de eerste etappe. Het is een Mortirolo zonder rustmomenten, met bijna zes kilometer aan 12%. Een goede nachtrust dringt zich op. Houd er dan wel rekening mee dat het ’s nachts slechts een viertal uren donker wordt in dit deel van het continent. De editie van 2018 vindt plaats in de Lofoten en werd niet voor niks de Arctic Insomnia race gedoopt.

Het hotel, en bij uitbreiding alle hotels, schrikken van de porties die bij het avondeten verzet worden door onze groep. Eén van de obers vertrouwt me toe: ‘They told me a large group was coming, but they did not tell me they were all starving!’. Koks spurten naar de overkant van de straat om in allerijl extra porties pasta te scoren bij de overburen. Met een dergelijk grote groep ontstaan ook snel verschillende verhalen. Een valpartij in de voorste gelederen, een gebroken vinger, een gescheurde velg, een kapotte fiets. Maar elke dag is er ook iets bijzonders waar te nemen. Een landschap,  een col, een uitzicht. Noorwegen heeft van die typische houten huizen, meestal in de tinten wit en donkerrood. De natuur is ruig en ongerept en wordt vaak door helemaal niks ontsierd. De zee is vlakbij. We leren Noorwegen kennen als een prachtig land.

In de tweede rit krijgen we bijvoorbeeld een erg lang onverhard stuk te verwerken door een soort niemandsland (onverhard, maar effen en beter berijdbaar dan het gemiddelde fietspad). Waarna we met een goed draaiend treintje de doorsteek maken naar de Trollstigen, de ‘Trollenladder’. Dit is een ronduit fantastische klim van iets boven fjordniveau naar 850 meter hoog. Hier is de natuur op zijn best, met een adembenemend uitzicht over de bergkammen, watervallen, diepe fjorden en groene valleien. Met een hellingsgraad tot 9% bestaat de Trollstigen bergweg uit 11 haarspeldbochten. Je rijdt er letterlijk in de spray van de watervallen naast je. Rondom de weg zijn hoge bergen met statige namen als Kongen (‘de Koning’) en Dronningen (‘de Koningin’). Via Trollstigen bereiken we Valldal, dat we daags nadien gebruiken als start en aankomst voor de trip naar Geiranger, wellicht de meeste bekende en fotogenieke fjord van Noorwegen en tevens UNESCO werelderfgoed. Vanuit Geiranger op zeeniveau klimmen we in 21 kilometer naar de Geiranger Skywalk, een platform op de top van de Dalsnibba, 1500 meter hoogte. Onderweg daalt de temperatuur naar amper 3 graden. Het is bibberen tijdens de afdaling tussen de sneeuw, om een half uurtje later in korte mouwen een broodje met zalm en een cappuccino te nuttigen op het terrasje van de plaatselijke bakkerij. Noorwegen kan tijdens de zomer ook grillig zijn in de bergen, vraag dat maar aan de deelnemers van de 2016 editie.

Op dag vier trekken we vanuit Valldal naar een andere populaire plek nog dieper in zee: Alesund. Dit plaatsje is vooral bekend voor het panorama van op de plaatselijke Fjellstua, het uitzichtpunt dat je bereikt na 430 trappen. De etappe erheen brengt ons kilometers langs de kustlijn. In de achterhoede van de race bevind ik me in een select gezelschap van aangename Nederlanders met onder hen ook enkele sterk fietsende dames. De zin om er ergens een terrasje te doen en van het uitzicht te genieten, wordt in de kiem gesmoord door… het gebrek aan terrassen. Hooguit vind je er een verdwaald tankstation om een knabbel te bemachtigen, maar voor een rustmoment kan je beter met je bidon in de berm duiken. Doorduwen dus, om na een rit van alweer 150 km Alesund te bereiken. Deze stad werd begin de jaren 1900 vernietigd en nadien heropgebouwd door een Duitser, die als wederdienst eiste dat de gebouwen in Jugendstil werden opgetrokken. Vandaar dit wat bijzondere ogende dorp met gekleurde huisjes aan de waterkant. Je kan er trouwens ook terecht voor een mooie zonsondergang, zoals we in levende lijve mochten ondervonden. Maar eens ze onder was, gaf de zon niet meer thuis tijdens deze reis. Tijdens etappe vijf, een Ardennenetappe met vier hellingen van om en bij de 500 meter hoog, krijgen we de eerste regen te verwerken. ‘A Viking Tour without rain, is just an illusion.’, vertelt een deelnemer die aan zijn vijfde editie toe is. En dat hebben we geweten. Op de laatste dag bereiken we terug Laerdal na een kletsnatte fietsdag door een lange vallei, die voor de gelegenheid wel mooi en dramatisch oogde met al die lage wolken. De laatste streep werd trouwens getrokken na een klim door een wel erg lange en wat beangstigende tunnel. Daar aan het einde van die tunnel zien we niet alleen het licht, we worden er ook officieel ‘Viking’. We grabbelen voor de zoveelste keer in de dozen met lekkernijen. Er rest ons enkel nog een afdaling, een zoveelste ferry en een allerlaatste tunnel. De snelste man van het lot was de Nederlander Jelle Wijnja. Bij de dames reed niemand sneller dan de Zweedse Anna Svardstrom. Zelf werden we tiende in onze leeftijdscategorie.

‘We have had tears of joy and emotion, tears op pain and suffering’, vertelt Geir ons op de afsluitende ceremonie. ‘But we have also seen victory, victory on yourself’. Ze organiseren naar eigen zeggen een race waar de overwinning op jezelf belangrijker is dan de winnaar van de race. En naar ons aanvoelen is die stelling gemeend. Ze zijn trots op hun mooie land en aan het einde van de Viking Tour moet je blij zijn dat je dit jezelf hebt aangedaan. Na zes fietsdagen met 940 kilometer, 15000 hoogtemeters, 35 uren in het zadel en een rugzak vol indrukken, is dat bij ons zeker het geval.