Waar de Tour passeert is zowat het hele menselijke fauna te bezichtigen. Van burgemeesters tot pastoors, van boerendochters met appelwangen tot een uitgelaten horde kinderen van de vakantiekolonie, van vermoeide inboorlingen tot verschroeide toeristen in shorts. Overal staan, liggen of hangen ze. In Cornillé-les-Caves, Crottes-en-Pithiverais, le Sauze-du-Lac, irreële negorijen met half gesmolten asfaltwegen, een stenen brug, pleintje met petanquebanen, bougainvillea en wijngaarden. Langs versleten huizen met scheefgezakte balkons en afbladderende luiken, een bar-tabac met blikken plaat van Ricard aan de muur.
Joelende mensen getooid met vlaggen en pruiken in de nationale driekleur, verkleed als duivel, kieken of gewoon als Hollander. Daartussen ook supporters van het kalmere soort, op klapstoeltjes aan rijkgevulde tafeltjes met stokbrood en wijn of families die hun eigen barbecue houden. Allemaal wentelen ze zich in het opgewonden wachten… Ja, op wat eigenlijk? Op een stoet van blinkende en stinkende wagens. Van 100 tv-stations, 200 officials, 1.000 journalisten, 5.000 vips. En van de publikaravaan vooral, die rondreizende carnavalstoet met meer dan 200 van de gekste voertuigen en 600 ‘caravaniers’ die in drie weken tijd zo’n 11 miljoen gadgets uitgooien, als gulle Sinterklazen in volle zomertijd.
De gele zakjes van Crédit Lyonnais, de groene handen van PMU, de nieuwerwetse petjes van worstenmaker Cochonou, de flesjes van Aquarel – l’eaufficiel de la caravane. Ze grabbelen maar, de mensen, ze adoreren de gemazelde voitures van Champion en de rijdende kaasdoosjes van La Vache Qui Rit, ze gooien de armen ten hemel en aanbidden de mobiele snoepkar van Haribot, ze werpen hun kleren op straat en rollen de loper uit voor de welriekende 4×4 van Café Grand Mère. Geclaxoneer, chaos, massahysterie, waanzin. Waren ze niet zo vies van autobanden, die toeschouwers, ze zouden er onder gaan liggen. Dan komen vervolgens de teamwagens met bekende gezichten aan het stuur en fietsen als dansende geweien op het dak. Les boutiques officielles du Tour, ook al mobiel, met aan boord de felbegeerde kit: t-shirt, casquette, musette, porte clefs en stylo-marqueur – uiteraard ook weer officiel du Tour, want in de Tour is niets zo officieel als de Tour.
Een mens zou het vergeten, maar daar tussenin rijdt ook nog een aantal renners. In tegenstelling tot al die lachende officials en journalisten, smilende reclameboys en –girls, uitzinnige vips en supervips bewegen die renners zich voort op een fiets. En, neem het van mij aan, door Frankrijk rijden met een fiets fiets is minder om te lachen.
(Patrick Cornillie, Grinta! 14, 2009)