Het was begin december. Iedereen, zeker elke rabiate fietser, herinnert zich het vroege winteroffensief. Sneeuwellende op de wegen, waarop tienduizenden tonnen strooizout terechtkwamen.
Woensdagnamiddag 1 december. Mijn teerbeminde schoonbroer Dirk springt aan de school waar hij lesgeeft de fiets op om huiswaarts te keren. Dirk is een Flandrien in hart en nieren. Gaat al dertig jaar met de fiets naar zijn werk, fietst geregeld naar Londen (niet integraal, een deel van het traject wordt met de boot afgelegd), laat zich niet afschrikken door een laagje sneeuw of een graadje onder nul.
De weg naar huis loopt langs het jaagpad aan het kanaal Brugge-Oostende. Met grote behendigheid houdt Dirk zich recht op het witte lint. Tot hij onderuit gaat en neerploft op zijn heup.
Het was niet zijn eerste valpartij die dag. ’s Morgens was hij een eerste keer neergegaan, gelukkig zonder erg. Deze keer voelt hij meteen dat er iets grondig mis is. Hij probeert recht te komen maar de pijn is niet te harden. Hij raakt niet eens tot bij zijn boekentas, waar zijn gsm in zit.
Daar ligt hij dan, langs het kanaal. Veel fietsverkeer was er die dag niet op het jaagpad. Autoverkeer nog minder. Het jaagpad is overigens verboden voor auto’s. Iets waar Dirk chauffeurs geregeld op wijst als hij daar nog maar eens door een auto aan de kant wordt gezet.
Na een eeuwigheid van minstens tien minuten komt stapvoets een BMW aangereden. Een auto op het jaagpad! De ironie van het lot wil dat Dirk wordt gered door een vermaledijde automobilist. De gemotoriseerde Samaritaan verwittigt de hulpdiensten en haalt de intussen van de kou en de ellende trillende Dirk van zijn jaagpad af, het warme auto-interieur in.
Dirk ligt intussen enkele weken in het ziekenhuis. Acetabulumfractuur, die noopt tot een wekenlange tractie, om, zoals u begrijpt, vasculaire kopnecrose te vermijden. Daarna volgt een revalidatie van minstens twee maanden.
Het AZ van Brugge, en niet alleen van Brugge alleen, werd die dagen overstelpt met gedeukte patiënten allerhande, veelal gevloerde fietsers. In tijden van winterellende staat de fietsende mens in de kou. Alle aandacht gaat uit naar het rijklaar maken van de autostroken. Als de heilige koe stilstaat, slibben de aderen van de economie dicht, heet het. Wat intussen de rechtstreekse en onrechtstreekse economische kost is van de ziekenhuisopname van alle ten val gekomen fietsers, zal ons worst wezen.
Minister van Verkeer Hilde Crevits glorieerde op de radio dat de strooidiensten goed werk hadden geleverd. Lees: dat de autowegen relatief vlug berijdbaar werden gemaakt. Zo vlug dat medio december al sprake was van een zouttekort. In de marge van het gesprek gaf Crevits toe dat op sneeuwdagen onze fietspaden stiefmoederlijk worden behandeld.
Natuurlijk, tegendraadse lui zullen opperen dat Dirk bij dergelijke omstandigheden zijn fiets op stal moet laten en het openbaar vervoer moet nemen. Wat heeft hij bij winterweer op een ondergesneeuwd jaagpad te zoeken? Of als hij dan toch wilde fietsen, had hij dan niet zijn toevlucht moeten nemen tot de vrijgemaakte, ingezouten hoofdweg?
De gewone wegen waren echter zo mogelijk nog gevaarlijker voor fietsers dan jaagpaden. De fietser werd er in de tang genomen door de ruimdiensten van de weg en de particulieren die hun voetpad sneeuwvrij hadden gemaakt. Het resultaat was dat de fietsstrook tot een no go-, of beter no bike-zone werd omgetoverd.
Overigens, winterse omstandigheden of niet, onze fietsers zijn al jaren de kneusjes van de verkeersklas. Het winterweer legt daar alleen nog maar eens de nadruk op.
(Rik Vanwalleghem, Grinta! 23, 2011)