Victor Campenaerts doet in zijn nieuwjaarswensen een opmerkelijke oproep aan de wielertoeristen. “Laat je niet leiden door cijfertjes, wattages of Strava. Schrijf je eigen avontuur, en dik het verhaal aan.”, zo luidt het. Onze blogger Steven liet zich inspireren voor zijn goede voornemens in 2022: genieten en al eens vaker de cijfertjes vergeten. Zolang het maar op Strava staat uiteraard.
Net nadat ik met tevredenheid en voor de zestiende keer naar mijn Strava-overzichten van 2021 keek, las ik van Victor Campenaerts dat alles draait om genieten op de fiets. Hij hield daartoe in Het Nieuwsblad een pleidooi als ‘advocaat van de genietende wielertoerist’, zoals hij zelf omschreef. Net hij, de man die minutieus op zoek ging naar elke laatste gram, naar die ene Watt extra om als een gek over de ovaal te vlammen. Net hij kwam me vertellen om de smartphone op zak te houden, om de fietscomputer van het stuur te halen. Het zou allemaal leiden tot obsessief gedrag en zelfs de profs ondervinden minder fietsplezier door al die data. Misschien kan net hij dat best inschatten inderdaad.
Fetisj
Ik vind cijfertjes en data leuk. Meer nog, ik durf te stellen dat ik een cijferfetisjist ben. Mijn goede voornemens bestaan nooit uit beginnen sporten (dat zou om te lachen zijn met 351 actieve dagen), en ik streef ook niet meer (obsessief) naar een kilometertotaal op jaarbasis. Echter, als het niet op Strava staat, is het niet gebeurd. Dat vind ik dan wel weer. Mijn goede voornemen voor 2022 is dus, @Vocsnor in gedachte: “Geniet. Geniet. Geniet”. Passie primeert. Daarmee wil ik niet gezegd hebben dat het nu niet het geval is. Ik geniet best veel van een groot deel van mijn fietskilometers. Ik wil er bewuster mee omgaan. Ik beloof mezelf om dit jaar af en toe zonder fietscomputer op stap te gaan. Laat me dat corrigeren: zonder fietscomputer in mijn gezichtsveld (want ik wil natuurlijk wel de data opslaan). De afleiding weghalen tijdens het fietsen, enkel maar genieten van de 360 graden rond mij. Dat is mijn goede voornemen. Met dank aan Victor.
Met vallen en opstaan
Natuurlijk gaat het om de verhalen op de fiets. Dat besef ik als geen ander. Lang voor ik een wielertoerist was waren er al twee strafe verhalen op de fiets die mijn jeugd kleurden. Twee valpartijen. De eerste keer wou ik tonen hoe snel ik wel kon fietsen, terwijl ik het nog maar net kon. In de laatste rechte lijn naar huis (meteen het volledige traject) ging het om onverklaarbare reden mis en belandde ik temidden een weelderige bos brandnetels. Drama. Het tweede verhaal is ook een sportongeval. Na een ritje met mijn vader, we reden niet zo veel samen, restte enkel nog de eindspurt. Bij het laatste kruispunt stak ik over en zette vol aan. Ik voelde me zegezeker toen ik alweer de zijberm in ging. Op mijn plechtige communiefiets, een witte met de drie lasnaden in fluoverf gespoten, ging ik onderuit op de oprit van de buren. De helft van hun oprit bleek in mijn knieen te hangen. Mijn pa… was blijven wachten bij het kruispunt en kwam rustig aangefietst. Een spurter is aan mij niet verloren gegaan. Vallen blijft bij maar het zijn niet die herinneringen die we koesteren. De fiets bleef nadien jarenlang op stal. Pas meer dan tien jaar later kocht ik een koersfiets.
Dimaro
Mijn eerste koersfiets was een “Dimaro”, het huismerk van Mario Maertens. Broer van is dat, trouwens. Hij had een fietswinkel in Evergem. Ik vroeg hem naar welke Italiaanse stad hij zijn fietsen noemde. “Ach”, zei die. “Ik wou iets doen met mijn voornaam maar kwam een letter tekort om het te doen klinken. Vandaar de ‘D’ vooraan.” Met mijn Dimaro trok ik voor het eerst op fietsreis. We hebben samen de mooiste avonturen beleefd. Zoals die keer toen we met vijf jonge snaken de Marmotte gingen fietsen,op ons eentje. Niet tijdens de officiele organisatie. Vanuit Oz-en-Oisans, een in de zomer doods skidorp, beklommen we de Croix-de Fer. We daalden af en vloekten ons steendood op het lange stuk in de Mauriennevallei. Water kwam van fonteintjes in Valloire. Het middagmaal gingen we halen bij de bakker in Saint-Michel-de-Maurienne. Croissants. We dachten dat het wel ging lukken op croissants. Het lukte tot een eind op de Galibier, bij het brugje aan Plan Lachat. Ik ging het brugje over en het licht ging uit. We reden tussen campers voor de Tourpassage enkele dagen later, werden er door de Gendarmerie op gewezen achter elkaar te fietsen, reden nog bijna de autotunnel in, en boven was het klappertanden. Een fringale. Dood en begraven, het licht al zes steile kilometers uit. Zelfs de afdaling over de Lautaret was zwaar, en het gebulder van aanstormende auto’s in de tunnels blijft me eeuwig bij. Alpe d’Huez hebben we die dag niet gezien. Bij aankomst was het donker, we waren afgepeigerd, de winkels dicht. In Oz-en-Oisans kregen we de kok in het locale restaurant zo ver om nog wat extra pasta te bereiden. En of het smaakte.
Bovengemiddeld
Die verhalen zijn goud waard. Later volgde nog een hele rits. De ijsafdaling op Superbagnères, de schepen op Port de Bales, de sneeuw op La Bonette, de koeien en de mist op de Angliru,… De verhalen beperken zich ook niet tot de bergen. In onze eigen streek kregen we ook al de kans superleuke dingen te beleven. Toertochten, coffee rides, Grinta! Rides, momenten waarvan je het niet had verwacht maar die om de een of andere reden memorabele zijn geworden. Een goede vibe, een leuke babbel. Nu ik er over nadenk: sterke verhalen worden nooit gekoppeld aan een gemiddelde. Soms wel. Zoals de euforie na die gouden plak op de Velomediane, of het zelfvoldane gevoel na een hogesnelheidsrit (als dat vooraf ook zo gepland was). Een triatlon die helemaal loopt als gepland. De cijfertjes geven daar voldoening achteraf om een geleverde prestatie. Een sterk verhaal komt echter niet met een gemiddelde.
De bevrijding
Voor 2022 neem ik mezelf voor: meer ritten zonder enige blik op de fietscomputer. Wegens irrelevant voor de beleving. Afgelopen weekend deed ik een eerste poging. Ik gebruikte een rit van de lokale fietsclub, en zette die route op mijn schermpje zonder bijkomende info. Een kaart, een tijdstip, een af te leggen afstand. Al de rest op het gevoel. Ik zag dat de zon erg laag stond en reflecteerde op de weg. Ik zag eigenlijk geen kl… hand voor mijn ogen. Ik zag de schaduw die van me wegreed. “Ik ben hier trager dan mijn eigen schaduw.”, was ik verbijsterd. Ik zag de rij bomen op de heuvelrug en het bord met ‘graag traag’. Dat laatste is echter niet wat Victor bedoelt. Je hoeft niet per definitie traag te rijden. Je rijdt op het gevoel, dat spurtje bergop hoort daar zeker bij, maar laat je niet leiden door de gemiddeld snelheid. Het was ontspannend, bevrijdend, en lukte me wonderwel. Ik ergerde me zelfs niet aan de wegenwerken boven op de Molenberg. Tot ik vijf kilometer voor tijd naar mijn cijfertjes keek op het -tot dan ongebruikte- tweede schempje. 27.9 gemiddelde snelheid, stond er te lezen. “Verdomme!”, dacht ik. Ik zette nog even aan en kwam thuis met 28.0 gemiddeld. Gewoon, omdat 28 beter is dan 27.9 km/u. Toegegeven, ik ben er nog niet helemaal. Ik ben echter helemaal gewonnen voor het idee. Beste Victor, er wordt aan gewerkt. Zolang het maar op Strava staat dat ik genoten heb.
Twee gratis tips:
- Gebruik je navigatie, zet dan dat tweede schermpje niet op actief. Doe je dat wel, kijk er niet naar tot je fiets in de garage staat.
- Geen navigatie nodig? Stop de fietscomputer in de achterzak (doen profs ook soms) of fiets met een uurwerk om de pols. Geen verleiding om vaak te kijken, maar wel alle data geregistreerd.