Deel dit artikel:

Form

“En? Zijde in form?” Het is een vraag die me wel vaker wordt gesteld. Veelal antwoord ik dan iets steriels in de zin van “Bah, we doen ons best”. Als het over ‘vorm’ gaat, hou ik me liever op de vlakte. Vorm is een kostbaar goed. Vorm moet je koesteren, beminnen. Wat beklaag ik de mensen die nog nooit ‘vorm’ hebben ervaren. Wat zijn ze arm. “Niet-wielrenners. De leegte van die levens schokt me”, schrijft Tim Krabbé in zijn bestseller ‘De renner’. Zò juist.

Vorm is een raar beestje. Iets ongrijpbaars en moeilijk te definiëren. Vorm is het streefdoel van iedereen die serieus met fietsen bezig is of pleegt bezig te zijn. Vorm, of meer uitgesproken ‘bloedvorm’, is het hoogst haalbare voor een renner. Je kan ‘vorm’ vaststellen. Bij mij uit het zich zo: ietwat invallende wangen; een fel gebronsde huid (inclusief de typische ‘begrensde’ witte lichaamszones, eigen aan renners); goed zichtbare aderen op de armen; een mager lijf (uitgemergeld wil ik het niet noemen maar toch… een ribbenkast als telraam); feller omlijnde kuit- en dijspieren, hard als graniet. Kortom: vlijmscherp staan. Smijt er een brood naar en het is gesneden.

Vorm is z-a-l-i-g. Fysiek en mentaal loopt het dan als een trein. Dan adem ik niet. Dan voel ik macht in de benen. En dan wil ik die ook etaleren. Dan kick ik op de lastigste stroken die ik voor de wielen geschoven krijg. Dan hunker ik naar dat vals plat waar de wind ook nog eens op de kop zit. De grootste kl***stukken voelen dan aan alsof er een engeltje op mijn tong pist. Bergen worden heuvels, heuvels hooguit verkeersdrempels. Dan geniet ik van elke omwenteling van mijn glimmende (wannabe) coureursbenen. Dan is niets me te veel. Dan ga ik door de muur. Dan fiets ik als een pletwals. Denk ik.

Wanneer ik dit schrijf, is de vorm nog ver weg. Maar de vorm vraagt, nee schreeuwt, om in 2010 opnieuw gevonden te worden. Wie zoekt, die zal vinden. Intussen wacht me een nieuwe uitdaging in mijn poging om (meer) renner te (willen) worden: winnen in een wegkoers. Het is weinigen gegeven. Naar verluidt zou het een nòg straffer gevoel zijn dan ‘form’. Al heb ik dat enkel van horen zeggen.

(Frederik Backelandt, Grinta! 17, 2010)

Gerelateerde artikels