Opgeven is geen optie. Maar… wat als je forfait geeft? Dat valt technisch gesproken niet onder een ‘opgave’. Toch? Ik ben er niet bij tijdens de Damme Trio Classic, een korte ploegentijdrit in het West-Vlaamse polderlandschap waar ik met Speedmaster-ploegmaats Hans en Tom aan de start zou moeten staan. Ik pas voor een wedstrijd waar ik toch wel naar had uitgekeken. Ik pas en daar heeft Frank Deboosere veel mee te maken. Onze weerman voorspelde de voorbije week buiig en regenachtig weer voor de wedstrijddag. En een krachtige wind. Voeg die ingrediënten toe aan ‘ploegentijdrit’ en ‘bochtenwerk’ en je krijgt een onsmakelijk recept.
Ik heb het een beetje gehad met ‘het gevaar opzoeken’. Sinds mijn val en heupbreuk in een ploegentijdrit bijna een jaar geleden, op een nat wegdek nota bene, denk ik er zo over. Het zit tussen de oren misschien maar dan is dat maar zo. Ik schaam me daar niet voor. Ik kies tegenwoordig het zekere voor het onzekere. Ik wil niet meer op mijn bek gaan. Ik wil fietsen, zonder schrammen. Ik heb ook al géén zin om me op te warmen in de regen, vervolgens zo snel mogelijk te fietsen (dat is nu eenmaal de idee van een tijdrit) maar dan toch in zekere zin met een handrem op te moeten koersen. Gecrispeerd op een tijdritfiets zitten, gehandicapt de bochten in- en uitgaan en toch nog ergens proberen de limieten op te zoeken: nee, dat rijmt niet, de fun is er voor mij dan af. Vandaar dus: een forfait.
Laat ik nu ‘het team’ in de steek? Tom en Hans zullen het wel begrijpen. Dat hebben ze trouwens al aangegeven en dat doet wel deugd. Ze winnen die ploegentijdrit ook gewoon lekker met z’n tweetjes. Daarvoor hebben ze mij niet nodig. Vinden andere deelnemers het ‘flauw’ dat ik op de valreep afzeg? Of organisator Tom, die ik morgen overigens een staalblauwe hemel en een regenloze dag toewens? Dan is dat maar zo. Daar kan ik mee leven. Ik wens het niemand toe maar geloof me: als je één keer tegen het asfalt bent gesmakt, gewaar geworden bent dat je niet meer op je benen kan staan om vervolgens in het ziekenhuis van de chirurg te horen te krijgen dat er binnenin iets stuk is en onmiddellijk moet geopereerd worden… tja, dan denk je nu eenmaal twee keer na. Mag het?
Ik voel me bevrijd. Omdat ik de knoop heb doorgehakt. Al meer dan een week zat ik met die ploegentijdrit in mijn hoofd. Ik had er best wel mijn zinnen op gezet. De verkenning van eerder deze week – ik fietste het 12 km lange rondje vier keer af – deed het beste verhopen. ‘Dit moet ik kunnen. Hier kan ik een rol spelen en de mannen mee aan de overwinning helpen.’ Dagelijks keek ik met argusogen naar de weersvoorspelling van Frank en Sabine. En van David, Jill en Frank op het andere net. Sombere gedachten maakten zich van me meester naarmate almaar duidelijker werd dat het Damse parcours er wel eens tricky zou kunnen bijliggen. Shit. Het vooruitzicht van een gevaarlijk glibberige omloop veroorzaakte een kortsluiting in mijn hoofd.
Ik heb de knop intussen omgedraaid. Ik kijk nu vooruit. Er wacht me een week in de Franse Alpen, daarna de Granfondo Fausto Coppi en vervolgens een weekje aan de Stelvio. Het wordt een regime van train, eat, sleep, repeat. Ik wil groeien, ik wil harden, ik wil scherper worden. Augustus en september moeten immers mijn maanden worden. Maanden waarin ik eindelijk nog eens wat wil betekenen op een fiets. In een paar individuele tijdritten en een paar kleine koersjes bij ons. Voor de fun. En om de buitenwereld en vooral mezelf te ‘bewijzen’ dat de val van vorig jaar niet alles kapot heeft gemaakt. Het is niet over, het is niet op. Er is nog grinta. Maar ze etaleert zich niet meer om de haverklap. Alleen als het hoofd het wil.