Een Belgisch vlagje en daarnaast ‘WOUTER’ in kapitalen. Apetrots was hij dat zijn naam dit jaar op de vrachtwagen van het nieuwe, grote, wereldse en exclusieve Leopard-Trek mocht prijken. Hoe fier was hij om zichzelf luitenant van Fabian Cancellara te mogen noemen. Hoe verrukt om het strakke en stijlvolle shirt van de Luxemburgse superformatie te mogen dragen.
Op Mallorca, kort voor de start van het wielerseizoen, hadden we een lange babbel. Een groot interview Weylandt was meer dan ooit aan de orde, vond ik. Hij stond op een kruispunt in zijn leven. Nieuwe ploeg, nieuwe uitdagingen, steile dromen en grote plannen op én naast de fiets. Huisje, tuintje, kindje, weet je wel. Ik zie ‘m nog komen aangeslenterd in de lobby van het hotel. Op z’n Weylandts. Nonchalant bijna, alsof het ‘m allemaal niets kon schelen. Maar daar was niets van aan. Het kon ‘m allemaal wél schelen. Tijdens het gesprek fonkelden zijn ogen. Op een manier waarop alleen de ogen van Wouter konden glitteren. Er zat een gelukkig mens voor mij. Dat zag ik meteen.
Wouter wist hoe men over ‘m dacht. De flierefluiter, de langslaper die niet ten volle voor zijn vak leefde. Een perceptie die terugging tot zijn beginjaren als prof. Toen hij zich als een dandy, met oorringetjes, bijhorende vetkuif en gekleurde haren door het peloton had gepiloteerd. Het stoorde ‘m almaar meer dat de mensen vooroordelen bleven hebben. Want het was natuurlijk allemaal dikke zever. Als er vijf uur op zijn trainingsschema stond, deed Wouter er zes. Om zeker te zijn van zijn stuk. Extra stages inlassen om niet uit de toon te vallen bij de collega’s. Stiekem gaan fitnessen met Cancellara nog voor dag en dauw. Maar hij kende tegelijk zijn plaats, was geen opschepper. Op de vraag waar hij binnen vijf jaar zou staan, antwoordde hij: “Met beide voeten op de grond.”
“Ik ben een nerd geworden”, vertrouwde hij me toe. En hij legde uit. “Als we vroeger stopten op training en een terrasje deden, vleide ik me neer, deed mijn arm- en beenstukken uit en genoot ik van het zonnetje. Nu ben ik de eerste om het uurwerk in de gaten te houden en weer te vertrekken. Ik ben supergeprikkeld. Nie nor-maal!” Voilà, ik had dé quote van het interview te pakken. Dat werd de titel: ‘Ik ben een nerd geworden!’. Ik jende hem ermee. Hij kon erom lachen. Ik zal nooit vergeten hoe Wouter enkele uren na dat interview op me afstapte en me toefluisterde: “Misschien ben ik gewoon méér coureur geworden…”. De vette knipoog kreeg ik er gratis bij.
Wouter was op en top coureur. Twee dagen voor de Ronde van Vlaanderen kruiste ik ‘m in Zingem. Achter de brommer, een laatste prikkel genererend voor Vlaanderens Mooiste, zijn droomkoers samen met Parijs-Roubaix. Het was langs de Schelde, waar hij zo vaak fietste. Alleen, met Iljo of Kurt of met een klad wielertoeristen in zijn wiel. Om dan glorieus de ‘sprint’ te winnen in Zwijnaarde. Wouter was een teddybeer die, eens op die fiets, met de spierballen durfde rollen. Hij had een adonislijf waar ik alleen maar van kon dromen. Maar tegelijk had hij dat peperkoeken hart. Hij zou geen vlieg kwaad doen. In de koers, zijn passie, was hij wél die lefgozer. Allerminst te beroerd om zich volledig te ‘smijten’ en de ellebogen te gebruiken. En hij had karakter. “Méér dan talent”, zei hij zelf. Zijn spectaculaire crash in Schoten staat nog op ons netvlies gebrand. Maar wat me nog meer bij zal blijven zijn de foto’s die twee dagen later in de krant verschenen: een ingetapete Weylandt in het zog van ‘meester’ Cancellara, de stenen van de Hel verkennend.
Wouter was een man met een onvoltooid plan. Hij wou en zou de stap voorwaarts zetten. Misschien niet dit jaar maar vroeg of laat zou het ‘m lukken: een klassieker winnen. Zoals Nick Nuyens en Johan Vansummeren dit voorjaar deden. Ja, daartoe was Wouter ook in staat. Ooit. Een tragischer scenario had zelfs Euripides echter niet kunnen bedenken. Wouter, de invaller, had de Giro niet mogen rijden. En net geen jaar na de mooiste zege uit zijn carrière maakt hij dan letterlijk die doodssmak. “Vandaag wordt mijn dag”, had hij ook nog eens voor de start toevertrouwd aan de buschauffeur van de ploeg. Welnu, het ìs zijn dag geworden. Alsof een reeks van demonische puzzelstukjes noodlottig op hun ‘juiste’ plaats vielen.
Op 9 mei 2011 was Wouter Weylandt wereldnieuws en dat had niet mogen gebeuren. Wouter Weylandt had wereldnieuws moeten zijn wanneer hij op die zondag in april 2014 in Roubaix de mooiste zege uit zijn loopbaan zou boeken. Hij zou er, zo had hij het voor ogen, op de legendarische wielerbaan drie ‘slakken’ glad uit het wiel kletsen. Om dan, helemaal bestoft, bezweet en met de tong uit de bek, in de armen te vallen van zijn vrouwtje en kindje op het grasplein van de velodroom. Om daarna, een tiental minuten later, die kassei – verdomme zwaarder dan gedacht – hoog in de lucht te tillen. Het zal bij een onvoltooid plan blijven.
Wouter babbelde altijd honderduit. Ongedwongen. Met het hart op de tong. On the record en off the record. We spraken af dat ik ‘m het grote Mallorca-interview vòòr publicatie nog eens zou doorsturen. Ter verificatie. Niet dat we elkaar niet vertrouwden, maar toch. Ik snapte het wel. Hij was nu eenmaal open geweest. Dagenlang hoorde ik niets. En dan plots een mailtje van WW Special. “Super artikel, maat!” Dat ga ik koesteren. Net als dat terrasje in Gent nu pakweg één jaar geleden. Na de training nippen van een smoothie op de Korenmarkt. En ondertussen de voorbij flanerende studentes, net verlost van die ellendige examens, deskundig becommentariëren.
Die lach, dat Gentse accent, z’n spontaneïteit, z’n onberispelijke looks en die hilarische voicemail: het hele pakketje zal ik missen. Ik zal ‘m missen, die ‘dedicated follower of fashion’, die glamourboy met het hart van koekenbrood en z’n ongedwongen flair. Een speciaal iemand is ons ontvallen. Dit zijn nu van die momenten waarop een mens denkt: life sucks. Wouter zou echter de eerste zijn geweest om zich over die gedachte heen te zetten. Met die smile van hem, die veruit de gulste van het peloton was.
Het ga je goed, maat!
Frederik Backelandt