Deel dit artikel:

Een olifant op de Cima Coppi

Piemonte betekent letterlijk ‘aan de voet van de berg’. De Italiaanse provincie in het noordwesten van het land wordt voor de helft omringd door de Alpen. De andere helft is UNESCO werelderfgoed en wordt gedomineerd door wijn. Aan het eind van de zomer trok onze man Steven naar Piemonte. Hij reisde naar Susa, Barolo en Cuneo. Of ook wel: Finestre en Fauniera voor het betere klimwerk, Barolo en Barbaresco voor het betere drinkwerk. Telkens met een roze Giro-strik. Je leest hier het tweede deel van zijn reisverslag.

Wijngaarden als werelderfgoed

Il paradiso dei buongustai. Het paradijs voor fijnproevers, wordt de streek rond Barolo ook wel genoemd. Het is onze tweede halte op de reis in Piemonte. Geen grote hellingen of cols hier. Wel een soort Toscaans landschap dat enerzijds groener en anderzijds ook wat ruiger is. Een feeeriek landschap, erg groen omwille van de ontelbare wijnranken. Deze streek is vooral bekend om zijn rode wijn en werkelijk elke vierkante meter is ingenomen door wijngaarden. Dat is meteen ook het grote verschil met Toscane, waar dat niet of veel minder het geval is.

Bij aankomst regent het pijpenstelen, wat me in staat stelt meteen de verschillende wijnen te gaan proeven bij het wijnmuseum. Nood breekt wet. Barolo is de bekendste wijn en komt van de Nebiolo druif. Een Barolo heb je echter enkel als die ook in één van de elf dorpen staat. Barbaresco komt van dezelfde druif, maar is een iets noordelijke regio met een andere ondergrond, wat zorgt voor een minder zware en meer elegante wijn. Duur is hier dus niet altijd beter, een geruststellende gedachte. Beter nog: voor een niet fervent wijndrinker als ik, zijn de goedkopere wijnen lekkerder, omdat ze toegankelijker zijn van smaak. Einde wijncursus.

Fietsen in deze streek lijkt een lust voor het oog, nog in de auto had ik al zin om op mijn fiets te springen. Echt lang geleden dat ik zo uitkeek naar een fietstochtje, als de ochtend nadien. De eerste rit brengt me in een groot deel van de Barolo dorpen, de tweede voert me naar Barbaresco. In de Giro van 2015 was er tussen de beide dorpen een tijdrit, die gewonnen werd door Cadel Evans. Zij zochten wel de vlakkere wegen rond de Tanaro rivier op, terwijl ik net de heuvels in wil. De uitzichten zijn van de mooiste decors waar ik al door fietste. De wijn is werkelijk overal, de primi en secondi eveneens. Was ik bij Susa nog genoopt een ‘menu turistica’ te nemen (lees: niet te vreten, is dit Italië?), dan is hier geen foute keuze mogelijk. Tijdens het fietsen beperk ik me tot een ‘dolce’, bij het avondeten verkennen we rijkelijk de regionale specialiteiten. Wie wil koersen kan zijn kompanen hier werkelijk morsdood knijpen op de ontelbare hellingen (reken op 150 tot 200 hoogtemeters per tien kilometer). In plaats van mezelf het zwart voor de ogen te fietsen, keek ik vooral mijn ogen uit op de groene flanken.

Il Elefantino

Alle wegen leiden naar Rome. Ik begrijp nu van waar het gezegde komt. Elk dorp in Italie heeft een Via Roma. De bekendste ligt misschien in San Remo, al pakken ook Susa, Barolo en Cuneo er mee uit. Het laatste deel van de triptiek in Piemonte, na Susa en rode wijn, brengt me in Cuneo. Startplaats van La Fausto Coppi (hij is afkomstig uit Piemonte) die over de Colle Fauniera gaat. Dit deel van de Alpen is een van de laatste onontgonnen gebieden in mijn col-lectie. Een col oprijden waar je nog niet eerder was is altijd iets spannender, en dus kijk ik vol verwachting en onwetendheid uit naar wat komen gaat. Vaststelling op voorhand: CyclingCols verraadt alvast dat het geen lachertje wordt. Het is een klepper van formaat, met lange steile stukken en het hoogteverschil van de Ventoux op een paar kilometer minder. Verder vergelijk met de Ventoux: ook hier zijn drie beklimmingen richting top. Met dat verschil: hier is geen eenvoudige kant. Hier fiets je vanuit de beschaving van een stad naar de ongerepte natuur op grote hoogte.

De koersgeschiedenis van deze col is beperkt. In 1999 passeerde de Giro er. De weg richting top werd voor deze passage speciaal geasfalteerd. Marco Pantani ontbond er zijn duivels, en toonde er een van zijn laatste kunstjes. Hij nam de roze trui na een weergaloze beklimming, maar verloor die op de voorlaatste dag door een te hoog hematocrietgehalte. Het begin van het einde voor de Piraat, die boven nog wel een monument kreeg. Twee jaar later stond de Fauniera opnieuw op het programma, als Cima Coppi nog wel. Na een nachtelijke politie-inval op zoek naar doping, beslisten de renners echter tot een staking. De rit werd nooit gereden. In 2023 reed men over de Colle d’Esischie, op anderhalve kilometer van de Fauniera. Bij twee van de drie beklimmingen passeer je deze eerst. Het is de Col de Tempete van de Fauniera.

Fauniera: Col der Doden

De Colli dei Morti, wordt de berg ook genoemd. Dat heeft weinig met fietsen te maken. De origine daarvan ligt in de bloederige strijd die hier in 1744 werd uitgevochten tussen de Spanjaarden en de inwoners van Piëmont. De weg is nu dus geasfalteerd, verder is hij voor het verkeer niet van belang. Het verloop is eerder klassiek: vertrekken vanuit Cuneo langs een nog wat drukkere weg. Afslaan op een kleiner weggetje dat plots heer erg kalm is, en zich stilaan steiler omhoog de berg op wurmt. Het is rustig! Er is werkelijk geen kat. Eerst moet je door het steile bos. Er staan wel bordjes, al is het me niet duidelijk welk percentage daarop staat. Een momentopname, een maximum? In elk geval is het telkens ruim boven de tien en telkens ontmoedigend. Het voelt ook zo en betert niet erg veel wanneer je boven de boomgrens plots een prachtige ongerepte natuur ziet verschijnen. Het sanctuarium San Magno, hoog in de bergen, is ronduit indrukwekkend. Het is zo een plak waar de finale van een Bondfilm niet zou misstaan. De weg is smal, de afgrond bij momenten diep.

Na de obligate foto boven volgt een vrij steile en bij momenten technische afdaling op niet al te best asfalt. Voorzichtig bereiken we Demonte, waar cappuccino en een of andere heerlijke dolce met vanille crème ons nog blijer maakt. Richting auto moeten we nog even over de Madonna del Collette, een uitzichtloos (letterlijk en figuurlijk) onding waar negen procent gemiddeld moet gelezen worden als het gemiddelde van 0 en 18 procent. Geen snelheidsrecords gebroken vandaag, veel steile kilometers gefietst en genoten van de onherbergzame berg. Samen met de wijn, een toprecept!

Piemonte Praktisch

Alle wegen leiden naar Rome maar er zijn ook enkele opties richting Piemonte. Ik koos voor de snelweg langs Reims, Dijon en Lyon. Van daaruit ging het langs Les Lacets de Montvernier (die zie je prachtig liggen op die weg) richting Tunnel de Fréjus. Opgelet: kostprijs van dit traject is honderd euro aan tol voor de snelwegen, en nog eens vijftig extra voor de tunnel. Het goede nieuws: eens uit de tunnel sta je zo aan de voet van de Finestre. Voor een glas Barolo moet je nog een uurtje doorrijden. Dat stukje extra kost je ook nog eens twintig euro aan tol.

Verblijven deden we in Susa in een klooster, dat werd omgebouwd tot hotel: www.conventoboutiquehotel.com. In Barolo kozen we voor een rustieke B&B met zwembad in het gehucht Vergne: www.casanponzio.com. Beide zijn aanraders.

La Fausto Coppi praktisch

Noteer in jullie agenda: 30 juni 2024. Dan vindt de 35tse editie van La Fausto Coppi plaats vanuit Cuneo. Ik fietste de MedioFondo, veruit de populairste afstand op het event. Voor de echte bikkels is er echter ook een lange variant, waarbij je voor de Fauniera nog enkele extra beklimmingen onder de wielen geschoven krijgt. Die langste afstand is goed voor 177 km en 4000 hoogtemeters. De MedioFondo is goed voor 110 kilometer en 2500 hoogtemeters. Onderschat deze echter ook maar niet, er zitten veel steile passages in. Vanuit Barolo rijd je 45 minuten met de auto om Cuneo te bereiken.