Ik hoop voor de vriend van Leblanc dat het om pure adoratie gaat. Om ontroering en nostalgie. Mensen doen nu eenmaal eigenaardige dingen uit adoratie. En zeker wielerliefhebbers. Ze duiken in de gracht om een weggegooide bidon van Contador op te vissen. Ze klimmen langs palen om een parcoursbord van de Tour los te rukken. Ze staan vier uren voor een teambus, in de stromende regen, om een gesigneerde foto van hun idool.
Het lijkt gek, maar het kan nog gekker. Als een topmanager al de sinaasappelschil van Anquetil aanbidt, dan zou het mij evenmin verwonderen als ergens nog iemand de geknipte teennagels van Rik Van Looy bewaart in een luciferdoosje van Union Match. Dat die man, bij wie de Molteni’s zich jaarlijks kwamen omkleden voor de plaatselijke kermiskoers, nog dat plasticflesje van Onze Lieve Vrouw van Lourdes koestert, dat hij als kind stiekem vulde met het badwater waarin Eddy Merckx zich toen heeft gewassen. Ik kan mij voorstellen dat er dames dromen van het nog van broekvet druipende zeem dat tijdens Parijs-Roubaix het onderstel van Tom Boonen beschermde. Dat er heren zijn die kicken op de met zweetkringen geteisterde sportbeha van Hanka Kupfernagel.
Zijn wielerfans ordinaire verzamelaars? Neen. Gewone verzamelaars zijn labiel, smakeloos en puberaal. Het doet er niet toe wat ze verzamelen. Sneeuwballen, Märklin-treintjes, sigarenbandjes. Omdat ze geen vat hebben op het leven, willen ze ter compensatie een of andere collectie beheersen. Ze hebben geen enkele affiniteit met die prullen maar ze willen er wel zoveel mogelijk van. Ze beleven er niet eens plezier aan want er is geen zoektocht mee gemoeid. Alles is verkrijgbaar in de handel, op beurzen, in veilinghuizen of via het internet. Het is een uiting van machogedrag. Wie de meeste centen neertelt, heeft ook de grootste verzameling. Er bestaat een florerende markt voor. Het is een wereld van bod en opbod, smakeloos en harteloos.
Wat dat betreft zijn wielerfans anders. Een sinaasappelschil van Anquetil zie je niet op de veilinglijst bij Christie’s, de worstenhelm van Van Steenbergen verpatst men niet via eBay. Wielerverzamelaars omringen zich nooit zomaar met dingen. Met elk object dat ze verwerven hebben ze een persoonlijke band. En dus doen ze niks wég. Bij toeval zag ik ooit Tom Boonen na een rit in de Ronde van België, op de dijk van Knokke en ver weg van alle camera’s en drukte, zijn bril en leiderstrui wegschenken aan een rolstoelpatiënt. Op weg naar de cérémonie protocolaire na het WK 2002 in Zolder trok Sven Nys zijn handschoentjes uit, een cadeautje voor Kris & Yves van het tv-magazine Man Bijt Hond. Ik stond erbij en ik keek ernaar. Het was een moment van ontroerende schoonheid, de mongoloïde sterreporter wist met zijn geluk geen blijf.
Dat dus zelfs een sinaasappelschil tot dit soort parafernalia kan behoren, daar had ik niet eerder over nagedacht. Maar ik kan ermee leven. Voor de wielerfreak is een object immers nooit zomaar een object. Weliswaar hebben de dingen geen betekenis, geen geheugen, maar de supporter heeft ze er een gegeven. Het maakt een leven rijker als je ze van een verhaal voorziet. Sinaasappelschillen, geblutste bidons, de welgevormde cups van Kupfernagel: ze zijn immaterieel, ze hebben enkel een betekenis dankzij het verhaal eromheen. Das Sein hinter den Dingen. Dat is ook de reden waarom wielerfans zich graag omringen met voorwerpen. Ze zijn dan ook nooit louter verzamelaars. Je kunt ze souvenirjagers noemen, trotse tot zelfs megalomane bezitters van trofeeën, maar nooit verzamelaars.
(Patrick Cornillie, Grinta! 18, 2010)