Zondagmorgen, ‘t Zand, Brugge, 9.55 uur. “Je zal je de ogen uit de kop kijken. Veel plezier!”, roept Tom me nog toe. Ik doe mijn best dat niet al te letterlijk te interpreteren. Tom steekt zijn duim de lucht in terwijl de ruit naast me weer zachtjes omhoog schuift. Tom is de man van Europcar België die me één week geleden had gecontacteerd. Ik mocht de Ronde van Vlaanderen volgen in de volgwagen van Team Europcar, de groene garde van Thomas Voeckler. U weet wel: die nijdige smoelentrekkende Fransman die – het moet gezegd – een steengoed coureur is. Hoe kon ik nee zeggen tegen zo’n aanbod? Ik heb al koersen in de wagen gevolgd maar de Ronde van Qatar is toch net iets anders dan de Ronde, vermoedde ik toch. Onze Ronde. Mijn Ronde. Door mijn streek. Op en af, draaien en keren, op trainingswegen die ik ken. Wou ik wel eens meemaken. De dagen ervoor keek ik er echt naar uit. En nu is het zover. Allons-y! De voertaal vandaag is Frans.
9.58 uur. Twee minuten voor de start van de Vlaanderens Hoogmis, een monument dat honderd jaar oud is maar waar nog geen rimpeltje aan te bespeuren is. Hier zit ik dan, in de groene Europcar-bolide, aan de zijde van directeur sportif Dominique Arnould, wereldkampioen veldrijden in 1993, middenin het circus dat de Ronde heet. We schuiven aan in de smalle middeleeuwse straatjes van Brugge. We gaan stapvoets vooruit, door een tunnel van mensen. De Ronde leeft, meer dan ooit. “Hopelijk wint die Voeckler vandaag niet”, hoor ik een koppel tegen elkaar fluisteren terwijl ze naar onze wagen wijzen. Ik denk er het mijne van. Waarom niet Voeckler?
9.59 uur. Dominique is iet of wat nerveus. “Où est Thomas? T’as vu Thomas?” Titi is zoek. De kopman van Europcar, de outsider voor de Ronde van Vlaanderen, is foetsie. Dominque grijpt naar de speaker. We zijn dertig seconden voor de start. Net op het moment dat Dominique iets in het ‘oortje’ van Voeckler wil kelen, passeert die laatste langs de wagen. Een zucht van opluchting zindert door de wagen. Dominique gniffelt. “Kijk, dat doet hij nu elke keer opnieuw. Tssss… Putain.” Het kan nu echt beginnen. ‘Heeren vertrekt!’, riep Rondebezieler Karel Van Wijnendaele honderd jaar geleden toen 37 dapperen zich waagden aan een loodzware tocht door Vlaanderen. Honderd jaar later is de Ronde uit zijn voegen gebarsten en we doen er allemaal graag aan mee. De Ronde is van ons.
C’est parti!
De officieuze start wordt gegeven. Eerst is het nog wat paraderen in en om Brugge, doorspekt met wat plaspauzes van renners en… daarna volgt de officiële start. “C’est parti! Het wordt een lange dag voor ons”, slaat Dominique nagels met koppen. Ons, dat is dus ploegleider Dominique, Christophe (de mecanicien die rechtsachter zit) en ikzelf, voor één dag ‘embedded’ journalist. Ik ben een waarnemer maar dreig tegelijk een beetje supporter te worden. Dat heb je met ‘embedded journalism’. Ik? Supporter van Titi? Wie had dat kunnen denken? In de aanvangskilometers rijdt hij nog even langs de wagen. “Bonne chance!”, roep ik ‘m toe vanachter mijn keigrote zonnebril. Die laatste maakt geen indruk op ‘m. Voeckler gunt me geen blik. Ik koppel er geen overhaaste conclusies aan. Die jongen is gewoon bloednerveus en geconcentreerd. Het is Le Tour des Flandres voor iets. Daarnet, een kwartier voor de start, zag ik ‘m nog bezig met zijn fiets toen hij eigenhandig de bandenspanning wat aan het bijregelen was. “Zo wil ik het, niet anders”, had ik ‘m horen zeggen. Focus. Wat goed is.
De eerste twee wedstrijduren beloven saai te worden. Hoewel. Met alle apparatuur die voor en naast me staat, valt altijd wel iets te beleven. Even oplijsten: een gps; twee speakers om te communiceren met de renners en met pionnetjes (verzorgers, mecaniciens) van de ploeg ergens op het parcours; er is Radio Tour dat voortdurend wedstrijdinformatie in de ether stuurt; en ten slotte zijn er nog twee tv-schermpjes waarbij we live – als de antenne tenminste niet tegenspartelt– de koers kunnen volgen. Ergens op de achtergrond horen we ook de zoetgevooisde stem van Michel Wuyts. Tel alles samen en je krijgt een kakofonische mix die de cockpit moet voorstellen. “De Ronde is de mooiste koers om te doen!”, vindt mecanicien Christophe die achter me zit. Dominique stemt er volmondig mee in. “L’ambiance, les gens: on aime ça! Ook de renners. Stuk voor stuk.” De wedstrijdradio is even stil en dat geeft ruimte voor wat gepronostikeer. Dominique en ikzelf vinden elkaar in dezelfde naam. “Het wordt Cancellara. Hij is te sterk.”
Boonen valt
We mogen dan wel Cancellara tippen, de koers moet eerst nog gereden worden, dat weet Dominique ook wel. Want pech is snel gebeurd… Die gedachte is nog niet koud of… Het is 10.41 uur, er is nauwelijks 19 km gekoerst. “CHUTE BOONEN!”, wordt er getierd door de wedstrijdradio. Ongeloof. Wat verderop stropt de karavaan. Langzaam rijden we voorbij de plek des onheils. Daar ligt hij, de Belgische kampioen. Hij trekt een pijnlijke grimas, kermt van de pijn. Tom Steels snelt toe. Ik besef het meteen: het is voorbij. Een held is geveld. Als Achilles die in zijn hiel geraakt werd door een pijl uit de boog van de Trojaanse held Paris. “Dit wil niemand zien gebeuren”, zucht Dominique. “De koers is voorbij voor Boonen. Het wordt een andere wedstrijd. Quick Step zal z’n tactiek grondig moeten bijstellen.” Ik ben even van mijn melk. Ik had Tom eergisteren nog gesproken. Nee, dit stond niet in het scenario.
‘The Show Must Go On’, zong Queen. En die logica wordt ook tijdens de Ronde gerespecteerd, hoe zuur de appel om door te bijten wel is. Met of zonder Boonen, de koers gaat door. En het gaat verdomd hard. Maar aangezien wagens nog altijd sneller vooruitgaan dan renners, stoppen we toch even voor een arrêt pipi. Ik moet niet en blijf zitten in de wagen. We rijden door het Dorp van de Ronde, Rekkem, geboortedorp van Pol Deman, de eerste winnaar van de Ronde. Al die mensen: het is indrukwekkend. Rijen dik staan ze. Zouden ze het al weten dat Boonen eruit ligt? Ik zie alle soorten van mensen. De Ronde bindt hen, op deze ene dag. Ik denk aan ‘De Ronde’, de bekroonde topserie van Jan Eelen die in 2011 onze huiskamers bereikte. Ook hij bracht in één groot meesterwerk diverse verhalen van mensen en dingen in beeld. Als je ziet wie en wat er allemaal langs het parcours staat, was dat concept inderdaad de juiste geniale zet.
Formule 1
De eerste helling van de dag is de Tiegemberg. Niet zwaar en uiteraard allerminst bepalend. En toch brengt het de nodige nervositeit met zich mee. Ook in de volgwagen van Europcar. Dominique grijpt almaar vaker naar de speaker en af en toe zakt een renner af naar de wagen. “Europcar wordt gevraagd in het peloton”, meldt Radio Tour. Het sein voor Dominique om plankgas te geven. We hebben nummer 18 en dus moeten we ons naar voren katapulteren. Ik zet me schrap. Dominique scheurt rakelings langs collega-ploegleiders. Communiceren gebeurt met de claxon. Een voortreffelijk middel daarvoor. Het gaat volle bak vooruit. Tot we op een haar na een bocht missen en in de middenberm belanden. Dominique gooit alles dicht en trekt zich, alsof er niets is gebeurd, opnieuw op gang. Oef. Daar rijdt Voeckler, achterin het peloton. Hij geeft een jasje af en haalt een energiereep op. De net-niet-winnaar van Dwars door Vlaanderen is zichtbaar nerveus.
Even later dient er een fietswissel te gebeuren. Het is alle hens aan dek. De reservefiets van Yohann Gène staat immers niet op onze wagen maar op een andere Europcar-wagen die achter de groene vlag (dus buiten koers) volgt. Toch wordt overgegaan tot de transactie, hoewel de koers gewoon verder gaat zonder ons. Dominique Arnould kan het haast niet meer houden. “We moeten door, nu! Nuuuuuu!” Van zodra Christophe de nieuwe fiets op het dak van de wagen heeft vastgeklikt, barst de hel los. In ware Formule 1-stijl wordt er gevlamd. Er is geen andere beschrijving voor. Wij zijn van de koers, wij mogen dit. Ik hoor de reservewielen op de achterbank en in de koffer tegen elkaar schuiven en ratelen. Net voor het binnenrijden van Oudenaarde nemen we weer plaats 18 in in de volgerskaravaan. Ik leef. En daar ben ik blij om. De koers kan nu echt beginnen. “Vanaf hier hebben we het allemaal goed verkend”, knipoogt Dominique en hij sommeert zijn manschappen zich goed te positioneren in de aanloop naar de Taaienberg. Dat gebeurt ook. In de heuvelzone die volgt, is het al Europcar wat de klok slaat. Heel veel groene mannetjes in de frontlinie. Inclusief Voeckler die op ons minischermpje iets makkelijker herkenbaar is dankzij de rode montuur van z’n sportbril.
Intussen heb ik de tijd genomen om te lunchen. Geen Franse sterrenkeuken maar wel een broodje met ham en kaas. En een pudding als dessert. “Niet te veel eten tijdens de koers”, had ik vooraf nog als raad meegekregen. In het licht van onze ontketekende autoraid van daarnet, is dat inderdaad een goede suggestie gebleken. “Niet vergeten te eten en te drinken, jongens”, roept Dominique door de oortjes. Ses ‘mecs’ doen het goed. Europcar koerst goed mee voorin, toont zichzelf een beter blok dan het grote Team Sky. De vraag is echter wat dat vertoon straks oplevert. Het is nog ruim 100 km tot de finish. Eigenlijk is het wachten tot de tweede passage in Oudenaarde. En dan vooral tot de Koppenberg (op 64 km van de finish) en de resterende lussen met Oude Kwaremont en Paterberg. Daar worden de prijzen verdeeld. De gezichten van de renners zijn almaar meer getekend. Ze zien af. Maar ik ook en ik vertel graag waarom…
Aje moe kakken, moeje kakken
Ik had het daarnet al over de serie ‘De Ronde’. Wie herinnert zich niet het personage Dieter De Leus, meesterlijk neergezet door acteur Stefaan Degand? De koersgekke De Leus was zo blij als een kind toen hij op uitnodiging van het bedrijf Dyramac mee mocht met het VIP-busje om de Ronde van Vlaanderen te volgen. Tot bleek dat het busje overboekt was en een ontgoochelde De Leus werd verwezen naar een plekje in de Dyramac-wagen die in de reclamekaravaan meereed. Vanwaar nu dit zijsprongetje? Welnu, iedereen herinnert zich ongetwijfeld enkele legendarische oneliners van De Leus, een volbloed West-Vlaming. ‘Da meen dje nie’ is er één van. Die andere is: ‘Aje moe kakken, moeje kakken’. Op een bepaald moment kon De Leus het echt niet meer ophouden en sommeerde hij de chauffeur Lasse Verreck (gespeeld door Koen De Graeve) om de wagen meteen te stoppen. Waarna De Leus zijn tijd nam een kakje te doen. Iets te lang echter waardoor ze uit de reclamekaravaan werden gezet. Dàt scenario wilde ik niet op mijn geweten hebben. Al was het bijna zover…
Ik moet dringend. Ik moet plassen. De pisstops die er zijn geweest (een laatste net na de passage over de Koppenberg) heb ik keer op keer niet kunnen benutten. Het kwam maar niet. Ik heb alles geprobeerd. Ik dacht aan de Niagarawatervallen, aan een verkwikkende douche en aan de afvaart van de Lesse. Maar er kwam niets. Niets! Nada! Noppes! Niente! Ik moet dringend en ik kan niet. Ellende. Ik kijk naar het roadbook. Het is nog 60 km koers. Geloof me, nog nooit heb ik zo uitgekeken naar het einde van de Ronde van Vlaanderen. Het kon niet rap genoeg gaan. Wees gerust: de sleutelmomenten van de finale heb ik nog gezien. En ook het passen van de Europcars bij al het geweld tijdens de laatste passage over de Kwaremont is me niet ontgaan. Maar voor de rest was ik vooral bezig met mijn brandende blaas. Onder de rode vod worden we omgeleid en is er tijd voor de verlossende pisstop. Nu lukt het wel. Alle water en alle spanning is nu uit mijn lijf.
Sébastien Thurgot sprint zich achtste. Hetzelfde resultaat als vorig jaar voor Europcar, toen met Thomas Voeckler. Titi zelf is 35ste en niet tevreden. Dat had ik al gezien toen we ‘m passeerden ergens in de laatste vijf kilometer. De blik van een brombeer. Hij had er meer van verwacht. De sfeer aan de Europcar-bus is ondanks de zweem van ontgoocheling (“Hier had meer ingezeten”) uitgelaten. Een tevreden teammanager Jean-René Bernaudeau looft zijn jongens. “On est fier. We zullen er staan in Parijs-Roubaix.”