6 uur
Il est six heures, Luchon s’éveille. Le Peyresourde a froid aux pieds, L’Hourquette-Ancizan est ranimé. Et le Tourmalet est bien dressé entre la nuit et la journée. Ik duw (eerder: sla) de wekker af. Een kwartier later doe ik dat opnieuw en sta ik ‘echt’ op. Camerade de chambre Laurent is dan al kwiek en monter richting ontbijttafel getrippeld.
6.45 uur
Ik heb tijd nodig om wakker te worden. Nogal wat tijd. Ik knijp me in de ene wang, klets op de andere. Vandaag is de Koninginnenrit van de Haute Route. Stevig ontbijten is de boodschap. Omdat het moet. Minichocoladekoekjes (niet goed, ik weet het), stokbrood met honing, een cappuccino, een glas fruitsap, watermeloen, een yoghurtje, een banaan. Dat is het zowat. Na het ontbijt is het tijd om mezelf en de fiets klaar te maken. De grote zwarte tas met mijn bagage laat ik achter in de lobby; die wordt straks opgepikt door de organisatie, die de tas in mijn volgende hotel afzet. Ik fiets richting start.
7.30 uur
Een half uurtje voor le grand départ stromen de collega-fietsers toe. De enen (al dan niet mijn kleine oogjes of nog zere benen) laten inderhaast nog de banden oppompen bij de Mavic-assistentiewagen – die Mavic-man kweekt deze week armspieren, dat wil je niet weten; anderen drinken nog snel een espresso bij Claud The Butler (waarover meer in een volgende blog). Ik geef nog snel mijn rood rugzakje af aan de truck van de organisatie. Daarin stop je kleine spulletjes waar je meteen na je finish beroep op kan doen (sportschoenen, een vers ondershirt, etc.). “Moet het lichtste rugzakje ooit zijn”, zeggen de twee kerels in een rood Haute Route-shirt. Kamergenoot Laurent staat al aan de start. Hij is gemotiveerd. Vandaag fietst hij door zijn geboortestreek.
8 uur
Allons-y! De Pyreneeënreuzen wachten. Ze grijnzen.
10.45 uur
Twee cols heb ik al achter de kiezen: de Peyresourde en de vrij onbekende Hourquette-Ancizan. Die laatste is een alternatief voor de Aspin, die we rechts lieten liggen. Moordend in het begin (17%) en daarna gezapiger maar toch nog pittig (8,5%). Aan de voet van de Col du Tourmalet, de laatste col van de dag, heb ik het gevoel dat ik op dreef ben. Voorwaar, een al te optimistische gedachte, zou even later blijken.
11.40 uur
La Mongie, het dorpje op vier kilometer van de top van de Tourmalet. Ik ben een gelukkig mens omdat ik een bevoorradingspost zie. De voorbije tien kilometer heb ik af-ge-zien, dat wil je niet weten. Toegegeven, mijn lijf was voor de start van deze Haute Route niet (meer) voorzien op dit soort werk. De mannen van de bevoorradingspost zijn nerveus en willen me zo snel mogelijk weer vooruit stuwen maar ik stel hen gerust. Relax, chill! Ik heb tijd. Tijd om wat abrikozen, rozijntjes en energierepen mee te graaien. En dat bekertje cola gaat er ook wel in. Twee ezels tonen interesse in al dat wielrennersvoedsel. Eén ervan maakt evenwel tijd voor een selfie. De Haute Route, da’s nieuwe vriendjes maken.
12.05 uur
In de laatste vier kilometer van de Tourmalet doe ik het echt rustigaan. Ik geniet van wat ik om me heen zie. Op de Peyresourde, eerder op de dag, was het net zo. Vlakbij de top tref ik mijn supporters. Pa en ma zijn er. Fijn is dat. Nog snel even over de timingmat fietsen (al heeft dat geen enkel nut vandaag) en ik smijt me in de afdaling. “Pas op voor de gravillons op de weg en voor de schapen!”, krijg ik nog mee.
12.30 uur
In razende vaart gaat het richting finishplaats Argelès-Gazost. Het is boren, vollen tuut. Het gaat écht hard. Wat had ik ook alweer gezegd? Dat ik er een snipperdag van ging maken? Dat goede voornemen is bij deze ook foetsie. Net voorbij Luz-Saint-Sauveur zie ik voor me uit een groep rijden, tien man sterk. Ik schat vierhonderd meter. Blijven doorgaan, denk ik. Stel dat het daar even stilvalt, dan kom ik erbij en zit ik op m’n gemak. Dan moet ik tenminste niet op mijn eentje de vallei door. Tweehonderd meter achter de groep bengelt een eenzaat. “Wacht, manneke”, denk ik, “ ik ben zo bij-je.” Dat laatste lukt, met verve. De man klampt klit meteen aan mijn achterwiel en laat zich passief voortdrijven. Het tiental terugpakken lukt me niet. Logisch: tien tegen één, het is een ongelijke strijd. Op 10 km van Argelès-Gazost overtuig ik na heel wat ellebogenwerk mijn kompaan om mee te werken en ook eens ‘kop te doen’. Zijn steun is welkom want ook bij mij is het stilaan op. Dat solo doorjassen met deze tegenwind kruipt in de kleren. En weer schiet door mijn hoofd (ik had het onlangs ook al eens): “Voor wie en voor wat doe ik dit alweer?”
13 uur
Daar is de streep. Eindelijk. Het heeft pijn gedaan maar tegelijk doet het zo’n deugd. Wielrenners zijn sadomasochisten. Ik haal mijn rugzakje op, doe mijn sloffen aan en rep me naar de refter waar de deelnemers kunnen lunchen. Eten: het is een belangrijke factor in het leven van de Haute Route-fietser. Net als rusten en recuperen overigens, daar maak ik in de namiddag werk van. Beentjes omhoog. Het is nodig.
19.30 uur
Avondmaal. Pasta, of wat had u gedacht? En een goed stuk vlees. Zodat ik er morgen ‘kloek’ opsta.
22 uur
Oogjes toe, snaveltjes dicht. Morgen moet ik weer vroeg op, voor alweer een bizarre mix van lijden, pret en voldoening. Dàt is het bestaan van de Haute Route-fietser.