Werken aan de conditie en de basis leggen voor je fietsseizoen. Om die reden gaat een mens op wielerstage. Maar er is nog een reden. Een onuitgesproken reden maar eentje die iedereen wel stiekem drijft. Met name… Een kleurtje opdoen. Bruinen. Een streepke trekken. Om dan huiswaarts te kunnen keren met een gebronsde tronie waarmee je dan je thuisblijvende fietsmaten (die gedoemd waren tot een week rollentraining) groen van jaloezie doet uitslaan op je eerstvolgende fietsritje.
In Mojacar schijnt de zon volop. Dat kleurtje komt dus in orde en wordt dag na dag iets meer uitgesproken. Dave, één van de deelnemers op de Kortweg-stage die in mijn groep fietst, had al na de eerste rit een fel gebronsde tint op het gelaat. Dat merkte ik meteen op toen we aan tafel zaten in de eetzaal van het hotel. De ene kleurt duidelijk sneller dan de andere. Maar ik verdacht Dave er meteen van al meerdere stageweken achter de kiezen te hebben. Kon toch niet, zo’n resultaat, na één dag fietsen? Toen ik het hem op de man af vroeg, bleek er een heel andere oorzaak te zijn. “Ik ben tuinman.” Dat verklaarde dus alles.
Dave, de tuinman uit Kortemark, rakelde tot mijn grote verbazing een anekdote op. Daaruit bleek dat we zowaar ‘een verleden’ hebben. Dat gaat terug tot de Grinta! Challenge van 2010. Op die zaterdag, ergens begin mei 2010, hield ik, met het oog op mijn deelname aan de 1000 km van Kom op tegen Kanker, nog een laatste doorgedreven training in het Pays des Collines. En daar kruisten de fietswegen van Dave en mij elkaar blijkbaar voor het eerst…
Die dag had ik grinta in de tank. Ik legde er nog eens deftig de pees op. Kilometerslang en helling na helling pushte ik mezelf vooruit. Ik passeerde de ene na de andere fietser. Niemand die me bijhaalde. Ik was goed. Tot… Dave plots in mijn wiel opdook. Ik wist uiteraard toen nog niet dat het om de Dave ging die ik vier jaar later echt leerde kennen. Geen flauw benul had ik er toen van dat een tuinman uit Kortemark aan mij wiel kleefde zoals een stuk kauwgom zeer enerverend kan blijven plakken aan een schoenzool. Ik noemde die irritante kerel in mijn wiel die dag voor het gemak Joop. Naar Joop Zoetemelk, de wieltjeszuiger die de Tour won – al zou ik met dat clichébeeld afbreuk doen aan de kampioen die Zoetemelk is geweest. Hoe dan ook, wat ik tijdens de Grinta! Challenge ook deed – nu eens met de linker elleboog, dan weer de rechterelleboog zwengelend – Joop gaf toen geen krimp.
Nu, bijna vier jaar later, weet ik dus dat die Joop van toen tuinman Dave is. En ik moet mijn mening van toentertijd herzien. Dave is géén wieltjeszuiger. De kopman van Café De Boksneuze uit Lichtervelde is een goeie kerel, geboetseerd uit de West-Vlaamse klei waar hij dagelijks in vroet. Een stoempende reus die liever niet uit maar liefst van al in de wind fietst. En hij is niet te benauwd om kop te doen. Op een klimmetje was ik het die vandaag het achterwiel van Dave opzocht en er niet meer uitkwam. Turbo Dave was deze keer aan zet. En na de fietstocht, nadat hij zijn vehikel in de garagebox had geparkeerd, sprak hij ook nog eens de rake woorden: “Awel, ik ben content van mijn dag.” Getekend, Dave, de tuinman uit Kortemark. Fietsen kan soms heel puur zijn.
Foto: Grinta! Challenge 2010, ik op kop, Dave (in shirt van De Krant van West-Vlaanderen) in mijn wiel.