Net zoals een paar duizend andere dames en heren die de passie voor de fiets delen met de liefde voor de motor heb ik de 53×11-column van Rik Vanwalleghem in de laatste Grinta! een paar keer vol ongeloof herlezen. Ik had een dergelijke aanval op de motorrijder in het algemeen immers niet verwacht in ‘mijn’ vredelievend fietstijdschrift. Een blog heeft geenszins de bedoeling om een polemiek te starten, maar met jaarlijks tienduizend kilometer op de fietscomputer en zestigduizend kilometer op de klokken van de motor denk ik toch over enige achtergrond te beschikken om hier één en ander in het juiste licht te plaatsen.
Ten eerste is er het feit dat alles waar Rik zich als automobilist en fietser aan stoort in het gedrag van de motorrijders perfect kan worden omgekeerd. Dit is wat ik bedoel: bekijk je het vanuit het standpunt van de motorrijder, dan ergert die zich ook aan fietsers die door twee aan twee door de polder te ‘tjaffelen’ zijn ideale bochtenlijn verknoeien. Als die motorrijder in het weekend rustig door de Vlaamse Ardennen wil gaan toeren en die regio kreunt weer onder de massale aanwezigheid van een paar tienduizend wielertoeristen die het niet allemaal even nauw nemen met de verkeersregels, dan is die motorrijder ook niet blij. Net zoals die eens zal monkelen of vloeken als bij een bevoorradingspost van een cyclosportieve de fietsers tot op de middellijn hun banaantje staan te eten.
Ten tweede is het een vaststaand feit dat grote getallen imponeren. Wandel je op de Scheldedijk en komt daar een peloton van honderd wielertoeristen aan, dan kruip je als wandelaar diep weg in de berm om toch maar geen enkele van die spandexsporters te storen. Net zo is het voor een automobilist of fietser overdonderend als een kolonne van twintig motoren met stoere lederen binken in het zadel over een secundaire weg voorbij komt.
Ten derde zijn er de jammerlijke veralgemeningen in de column. OK, een probleem wat uitvergroten is altijd handig als je iets aan de kaak wil stellen, maar net zoals slechts een minderheid van de wielertoeristen wielerterroristen zijn, kan je evenmin beweren dat alle motorrijders cowboys zijn die de openbare weg als hun persoonlijk racecircuit beschouwen. Het aantal koppels dat er in het weekend met de Harley of GoldWing rustig tuffend op uit trekt om van een landschap te genieten zou ik niet te eten willen geven.
Tel je de puntjes 1, 2 en 3 op dan kom je tot de conclusie dat de column ‘Schutzengel’ een mooi voorbeeld is van de pot en de ketel die mekaar verwijten dat ze zwart zien. Het jammere is dat Rik volgens mijn bescheiden mening een geweldige kans laat liggen om het probleem in een bredere context te plaatsen. We kunnen er immers niet om heen dat we in een klein landje met een bijzonder dicht wegennet leven zodat alle verschillende weggebruikers (voetgangers, fietsers, motorrijders, automobilisten, truckers, buschauffeurs,…) om de haverklap in mekaars vaarwater zitten. In plaats van te mekkeren dat hij of zij begonnen is of dat ‘alle anderen verkeersidioten zijn’ kunnen we voor één keer misschien een voorbeeld nemen aan de Amerikanen. Hoewel het land ontelbare keren groter is dan ons Belgenlandje en hoewel hun wegennet niet historisch misvormd is (bij ons lopen de straten tussen de huizen, in Amerika bouwen ze de huizen langs de straten), beseffen de Amerikanen dat ze niet iedereen een eigen plekje op de weg kunnen geven. Met de regelmaat van de klok kom je dan ook ‘Share the road’ borden tegen die oproepen tot hoffelijkheid. Als iedereen een beetje water bij zijn wijn doet, dan blijft die wijn voor iedereen drinkbaar. Op uw gezondheid, Rik, en altijd bereid om je achterop de motor eens door de Vlaamse Ardennen te loodsen. Maar gelieve dan niet in brand te vliegen als er een wielertoerist voor ons op de weg rijdt!