Deel dit artikel:

Scheldeprijs Cyclo: wind, zon en Zeeland

Herstellen van We Ride Flanders of warmdraaien voor het Ardennenoffensief? Daarvoor is de Scheldeprijs Cyclo uitgevonden, het vlakke intermezzo op de toerkalender. Geen toppen op de grens met Nederland, wel polders, dijken en wind. Stevige wind.

Mijn stamboom is geworteld in Groot-Antwerpen, met vertakkingen richting de Denderstreek. Enkele generaties terug werd er ook gekruist met een specimen uit de Zuidelijke Kaukasus, maar voorouders met Zeelandse roots heb ik niet. Althans niet officieel. Soms durf ik te twijfelen aan de echtelijke trouw van de overgrootmoeders; het zou me niks verbazen mocht een van hen ooit een zotte avond hebben beleefd met een Jan de Mosselman, want nergens fiets ik liever dan in Zeeland. De horizon is er minimalistisch, wat zorgt voor rust in het hoofd en door het totale gebrek aan hoogtemeters is fietsen er voor mensen met een maatje meer, geen oneerlijk spelletje watt per kg. Ik ken er ondertussen ieder wegje en toch wordt de zaterdag van de Scheldeprijs Cyclo rood omcirkeld in de agenda zodra het parcours online staat en naar het noorden wijst.

Niet in de vroege vlucht

Laat starten betekent dat het niet evident is om een geschikt groepje te vinden waarbij je kan aanpikken, zeker niet wanneer je voor de langste route kiest. Precies om negen uur – het uiterste vertrekuur voor wie 160 km wil rijden – bollen clubgenoot Werner en ik onder de startboog door. Een twaalfkoppig gezelschap in kleurige outfit rijdt niet ver voor ons. Een korte tussensprint volstaat om aan te sluiten. De gemiddelde kostprijs van het rollend materiaal is soms een indicatie voor het niveau van een club. Ik scan de fietsen voor me en schat het bedrag in het hogere segment, het BMI van de berijders is eerder laag. Een klein alarmbelletje rinkelt. De wegen richting Putte zijn smal en bochtig, af en toe moet er geremd worden voor tegenliggend verkeer. Op rij zeven is het werkendag want het duo vooraan lijkt gehaast. Ik zit niet op mijn gemak, het is hollen en stilstaan. Een verkeerslicht brengt rust. De groep negeert de wegcode, wij niet. Er resten nog 135 kilometers en we zijn op onszelf aangewezen, gelukkig blaast de wind voorlopig in de rug.

Factor 50

Bij de eerste bevoorradingspost gaan de armstukken bij alle deelnemers in de achterzakjes. Ik vervloek mezelf omdat de tube zonnecrème waarschijnlijk nog thuis op het kledingrek ligt. Het is niet eens half april en al voor de middag brandt de zon venijnig in mijn nek. De chauffeur van de ziekenwagen die stand-by staat, ziet de teleurstelling op mijn gezicht wanneer hij me meedeelt dat zonnemelk niet tot de inventaris van zijn voertuig behoort. Gelukkig gaat hij overstag. Geniepig stopt hij me alsnog zijn persoonlijke flesje toe, alsof hij wil vermijden dat de tientallen fietsers rondom ons zich ook bij hem zullen willen insmeren.

Een beetje rijzen

Voor het parcours naar de Westerschelde afbuigt, maken we een ommetje via Woensdrecht om even bergop te rijden op de Rijzendeweg. Een halve kilometer aan vier à vijf procent? De enige rimpel is achter de rug voor je ‘t goed en wel beseft. Met z’n tweeën verdelen we het kopwerk, we halen enkelingen bij en worden gepasseerd door een trio. Op de kasseien van de Hogerwaardpolder pas ik toe wat ik van uren Parijs-Roubaix kijken heb onthouden: midden op de bult rijden, met de handen los op het stuur en voldoende druk op de pedalen houden. Maar niet te veel, want de wind is gaan aanwakkeren en op de terugweg zal hij pal op kop staan. Bij de tweede bevoorradingspost gooi ik daarom extra elektrolyten in beide bidons.

Stoempe

Diep in de beugels denk ik aan het eindlied van Wielerclub Wattage: “Rije, rije, rije, stoempe, stoempe, stoempe, …” Elke pedaalstoot moet raak zijn om een egale cadans te houden. Op het schermpje van mijn GPS tel ik de hectometers af: één kilometer op kop, één kilometer in het wiel. Een handvol freeriders neemt niet deel aan onze estafette. Met de Antwerpse haven aan de einder worden we opgeslokt door een pelotonnetje dat pakweg twee kilometer per uur sneller rijdt. Ingelopen worden voelt nooit fijn, behalve nu. In geen tijd zakt mijn hartslag van labeur naar duurtraining. J’y suis, j’y reste.

Kudos 2.0

Bij Kalmthout, met nog een dik uur te gaan tot de finish, stokt het tempo. De groep waarin we ons hebben genesteld, bestaat voor de helft uit leden van een club. Wanneer enkelen van hen het moeilijk krijgen, gaat het blok erop. Samen uit, samen thuis, niemand wordt achtergelaten. Fietsers met de focus op snelheid durven al eens vergeten achterom te kijken, ook al zullen hun PR’s nog altijd verbleken bij die van de minst getalenteerde prof. Daarom zou ik graag extra kudos kunnen uitdelen aan de bescheiden wegkapiteins die hun sterke benen inzetten om de minder getrainde kameraden een duwtje in de rug te geven. Al dan niet letterlijk.
Werner en ik slaan aan het twijfelen. Is het kies om net nu de grupetto te verlaten? Kilometers lang hebben we beschutting gevonden, nauwelijks gehinderd door de bries die de vlaggen opdringerig laat klapperen. Uit erkentelijkheid zet ik me vooraan en drijf de snelheid voorzichtig op, maar het team volgt niet. De gruppo compatto splitst in twee ongelijke delen. Aan het einde van de Broekstraat, de elegante kasseiweg uit de wedstrijdversie van de Scheldeprijs, is ons groepje dissidenten zelfs helemaal verbrokkeld tot eenlingen. De woeste wind eist zijn tol, zoveel is duidelijk.

Water, gist, hop en mout

Bij een alcoholvrij biertje, op een zonovergoten plein, evalueren we de rit. De cijfertjes in de sport app objectiveren onze sensaties: we hebben dat niet slecht gedaan.

Check hier de kalender van Peloton.
Je vindt er nog tot eind september heel diverse, professioneel georganiseerde toertochten, verspreid over het hele land.