Deel dit artikel:

Ouverture

We naderen Ten Bosse. Ik heb het juiste wiel gekozen. Voor mij rijdt Johan Museeuw, de man die in 1998 de tegenstand kleineerde op deze helling en solo naar Meerbeke reed. We draaien links op, het tempo gaat omhoog. Met enkele stevige lendenrukken schuif ik naast mijn voorganger. Recht op de trappers nu, in geen tijd is er een klein gaatje. 'Vijf meter', roept Wuyts. "Nee, het zijn er tien!". "Tien is meer dan vijf.", voegt De Cauwer er fijntjes aan toe. "Hij is weg, José, hij is weg! De vogel is gaan vliegen.".

Exact zo is het verlopen. Alleen waren de rollen omgekeerd… De Leeuw brulde, ik was de Hendrik van Dyck van dienst. Als u zich afvraagt wie dat in hemelsnaam is, surf dan als de bliksem naar YouTube en typ ‘Museeuw Ten Bosse 1998’. Maar denk vooral niet dat ik me voelde als die arme Hendrik, ik voelde de adem van de Leeuw in mijn rug, het was heerlijk.


Vijf uur eerder. De wekker loopt vroeger af dan strikt noodzakelijk op een zaterdag. Optie één, je vervloekt die verdomde wekker en bij uitbreiding die hobby van je. Je vraagt je af waarom je in hemelsnaam vroeger opstaat om met de fiets te gaan rijden. Sporadisch heb ik dat wel eens voor. En evenveel keer ben ik achteraf blij dat ik toch vertrok. Optie twee, je springt uit de veren, zet een kopje geurige koffie in je favoriete Flandrienmok en haast je naar de brievenbus om de gratis wielergids bij de krant op te vissen. Al bladerend raak je nog meer in de sfeer voor de Grinta! Ouverture, en de goesting was toch al niet gering. Want hoera, een week eerder dan gebruikelijk kan je in select gezelschap de sfeer van de koers opsnuiven op de wegen die je doen watertanden naar Michel en José. Je moet al een goed plotschrijver zijn om de dag beter te laten beginnen. Ook al zie je buiten geen hand voor ogen door de mist. Dat deel van het script is voor verbetering vatbaar. Enkel dat deeltje dan. De startplek wordt desondanks veilig bereikt. Het mooie landschap zal misschien deels aan ons voorbijgaan, maar de stenen die ons voor de wielen geschoven worden zijn minstens even mooi. Mooi in hun robuuste en -op deze ochtend- vettige eenvoud.


De klok slaat negen uur in Oudenaarde. De lokale Eerwaarde Heer spreekt zijn zegen uit over onze fietsen, helmen en afgetrainde lichamen. Na de gezegende woorden en een korte stilte ter ere van ‘Baguetje’ gaan we met knikkende knieën de baan op. We zijn met name niet gezegend met een dikke isolatielaag en de kille ochtendtemperaturen beginnen reeds hun werk te doen. Hoog tijd dus ’to ride together’, het uitgangspunt van deze tocht. Tijd om de wielen te laten draaien, en wel met een mol in ons midden. Er zit er eentje in het peloton die de wielen sneller kan laten draaien door een simpele druk op de knop. Maar slagen we erin om hem te ontmaskeren of zijn we blind voor deze extra e-wattages in de benen (of moet ik zeggen zadeltas)? Met de kou gaat het trouwens al snel beter. Kan ook moeilijk anders als je begint met de Wolvenberg en Ruiterstraat. In de groep proef je de honger naar het openingsweekend. Een honger die ook wordt uitgesproken, zoals velen zich ook coureur voelen met die motards prominent aanwezig in de groep. Op de Haaghoek, tweede kasseistrook van de dag, zit ik een beetje ingesloten in de buik van het peloton als The Lion himself (achter me rijdend) me tips geeft over het rijden op kasseien. Niet genoeg op de rug van de stenen… Maar ik wou er voorbij, Johan. In een razende vaart voorbij het peloton, dat wou ik. Dat daverende gevoel in elke ledemaat, het laten dansen van de fiets, in hoog tempo van steen tot steen, dat niet te evenaren voorjaarsgevoel. Niet geheel het concept van deze rit, mea culpa. Het was ook maar een momentopname. De rug is beter, Johan.


Tijd voor geutelingen uit het vuistje, onze culinaire stop net voor halfweg de rit. Enkel te verkrijgen in Elst tussen Leberg en Berendries, is het een streekproduct dat lijkt op een pannenkoek. Maar begin alstublieft niet over pannenkoeken in Elst, of ik sta niet in voor de gevolgen… Slechts rond deze periode van het jaar verkrijgbaar, die geutelingen. Een heerlijk tussendoortje dat zijn oorsprong vond bij Sint-Apollonia, de patroonheilige der tandartsen die gevierd wordt op 9 februari. Vandaar deze periode. De legende zegt dat bijten in een dampende geuteling helpt tegen tandpijn, al lijkt me dat wat vergezocht met die boter en bruine suiker. Dat Museeuw er in het ovenmuseum eentje mocht gieten onder begeleiding van de gepassioneerde ovenspecialisten, en ondertussen buiten de mist had plaatsgemaakt voor een zonnestraal, doet me vermoeden dat ons Apollonia ook niet vies is van de wielersport. Misschien dat de molshopen in het tweede deel ook klaarheid kunnen scheppen over de identiteit van de mol in ons gezelschap?


De lente lijkt in zicht, een vroege Primavera, de fietsersharten bloeien open. De zon biedt warmte en uitzichten, de hellingen bieden sportieve uitdaging, de motards zorgen voor sfeer, de shortcut zorgt voor een niet gebruikte inkorting van de route en de deelnemers zelf zorgen voor de sterke verhalen. Verhalen over ‘Vitesse 9000’ (uit te spreken als ‘Negen Duust’), de kledinglijn van ‘Peloton de Paris’ en masturberende olifanten. Dat laatste was toen we al de laatste rechte lijn richting Oudenaarde hadden ingezet. Ik bespaar je de verdere details en de link met een doos pralines. De afstand van honderd kilometer brengt soms de raarste gedachten in en mens naar boven…


Bij aankomst aan het Centrum Ronde van Vlaanderen mag het actieve gedeelte er dan wel op zitten, er zijn nog wel veel onopgeloste vragen. Bij een sandwich en een drankje luisteren we naar het interview met een spontane Museeuw, die het genoegen had twee jaar met een kampioen als Boonen samen te rijden. Of was het omgekeerd? Hij heeft het over misschien wel het jaar te weinig van Boonen, maar niet over wat er gebeurd is in de Omloop die Jo Planckaert won in de spurt (vóór Museeuw). We krijgen ook niet te horen waarom hij zich huiswaarts begeeft in een autootje dat wellicht minder waard is dan zijn fiets, of waarom die ene wielrenner toch -ondanks zegening- met fiets, helm én lichaam in de gracht belandde. Maar misschien net daardoor ongedeerd bleef? Wat we wel zagen waren de zelftrappende pedalen van een man getooid in kledij van Peloton de Paris. Verdorie nog mee gebabbeld onderweg maar geen kabeltje uit de zadeltas opgemerkt. Niet verdacht dus. Het systeem was naar eigen zeggen minder geschikt voor beklimmingen vanwege het lichte gezoem en onze stilte bergop, maar op kasseien bleek het ideaal om een Cancellara’ke te doen. Als ze het niet hadden aangekondigd, had -met zekerheid- niemand er oog voor gehad.


Fast forward. Zondagmiddag inmiddels. De zak Geutelingen die ik gisteren kocht aan het ovenmuseum, wordt geopend. Ik warm ze op zoals de traditie (die op de zak staat geschreven) het voorschrijft en verorber met liefde dit vakmanschap. Ondertussen grijpt Van Aert zijn enige zege na het WK en maken de helden van het veld plaats voor de mannen van de kasseien. Of hoe een ouverture én een finale in één weekend hopelijk tot een prachtige voorjaarssymfonie leiden.