Deel dit artikel:

Grinta! Ride VDB4EVER: God herleeft

12 oktober 2019 is het. Exact tien jaar na de datum die even verderop op een grafsteen gebeiteld staat, kom ik voor het eerst in het hart van Ploegsteert. Een gehucht bekend van de gelijknamige song van Wannes Capelle, en uiteraard nog meer van het fenomeen dat er opgroeide: Frank Vandenbroucke. De Hostellerie de la Grand Place, heimat van het Godenkind, ontvangt honderdveertig fietsers om VDB te herdenken in deze Grinta! Ride. Tien jaar later herleeft God in de schaduw van de kerk.

Komen-Waasten is de plaats van afspraak, heb ik uit de mail met de briefing onthouden. Nog niet goed wakker geef ik “centrum Komen-Waasten” in op mijn GPS-toestel. Pas als ik heel dicht in de buurt kom, besef ik dat de wegwijzers met “Ploegsteert 12” een slecht voorteken zijn. Ploegsteert ligt nog een eind dieper in het Henegouwse land, vlakbij de Franse grens. En dat is verder dan ik denk. Komen-Waasten? Ik moet me hier nog haasten… om op tijd te komen. “Ik komme d’raan, ik ga d’er staan.”, ga ik zingend verder. “Ik ga nie ontgoochelen, ik ga d’er staan.”

Tijdens het laatste stuk richting Ploegsteert vlam ik voorbij Coeur Joyeux. Bij mijn aankomst herken ik vader en moeder VDB uit de zevendelige documentaire “Ik ben God niet”. Ik krijg tevens een petje met de Belgische kleuren aangemeten. Van die keer dat hij wereldkampioen had moeten worden, maar twee gebroken polsen roet in het eten gooiden. Mama Chantal biedt een ontbijt aan in de grote zaal achter het café. Jean-Jacques is buiten te bespeuren. Dochterlief, Cameron, ontbreekt jammer genoeg. Croissant, tasje koffie. Ik ben helemaal klaar voor honderd kilometer door het West-Vlaamse Heuvelland.

Zandbanken

De start is een beetje vals. Drie keer staat er iemand lek nog voor de eerste bocht. Terwijl de kop van de groep al tot stilstand komt na de bocht, moet ik nog honderd meter rijden tot die bocht. De grote groep compact houden is geen sinecure en de kleine weggetjes helpen daarbij niet. Wat ook niet helpt is dat de landbouwers er actieve weken hebben opzitten op het veld. Er werd flink geploegd in de buurt van Ploegsteert. Er ligt in de beginfase vaak aarde op de weg. Het versterkt het accordeoneffect meer dan eens omdat er enkelen in de remmen gaan voor een zandbank. Of voor een overvloed aan kastanjes, een seizoensgebonden neveneffect van de herfst. Anderzijds is het wel een fantastisch schouwspel om de lange veelkleurige sliert door het bochtige parcours te zien slingeren.

Maak je geen zorgen

Na tien kilometer reeds draai ik negentig graden links, de kasseien van de gevreesde Kemmelberg op. De helling is van kop tot staart gevuld met het VDB peloton. Frank zou vast glimmen van trots om deze mythische helling gevuld te zien met fans. Eentje staat te voet en een andere gaat bijna op zijn zij. Iedereen komt echter veilig boven en daar is het troepen verzamelen om samen de geasfalteerde afdaling te nemen. Het parcours is in de beginfase best geaccidenteerd. “Is dit de hele tijd zo?”, vraagt een deelnemer bezorgd. “Maak je geen zorgen. Het ergste hebben we gehad.”

Nummer 256

Mijn benen stellen vandaag niet veel voor, voel ik al snel. Ik denk terug aan betere tijden. Aan de Luik-Bastenaken-Luik Cyclo bijvoorbeeld, die ik vorig jaar fietste. De hele dag door dacht ik toen aan huisnummer 256 op Saint Nicholas. Daar zou ik de kers op mijn Luikse taart zetten en eens flink doortrekken, zoals Frank dat destijds deed. Alleen bleek die Saint Nicholas behoorlijk lang. Als je bij nul begint duurt het een eeuwigheid om tot 256 te komen. De rest van de beklimming bleef ik in het zadel zitten, starend naar mijn voorwiel. Huisnummer 256 heb ik nooit gezien. Bij VDB was dat enigszins anders. Hij zei daarover: “Ik deed dit niet om show te verkopen. Dat was mijn manier om mezelf druk op te leggen en de koers spannend te maken. Ik had gezegd dat ik zou demarreren aan het huisnummer 256 of zoiets, aan die deur. Dat ook effectief kunnen uitvoeren, was iets speciaals. Je kan altijd vertrekken op zestig kilometer van de streep en winnen met drie minuten voorsprong, maar ik denk niet dat dit mooier is.” Ik voel terug de blijheid dat ik dat daar boven geraakte en La Doyenne tot een goed einde bracht.

Marktkramers

De route loopt via Ieper, waar het marktdag is. Ik wurm me voorbij de marktkramers richting Menenpoort, die is al-tijd indrukwekkend. Ik zit nog steeds achteraan in de groep en mijn rit verloopt als de carrière van Frank: met horten en stoten, op en af. Soms trek ik heel hard op en tien pedaalslagen verder lijkt alles stil te vallen en moet ik opletten om de staart van de groep niet te rammen.

De motorbegeleiding heeft ook de handen vol met het parcours om telkens weer iedereen voorbij te rijden om het volgende kruispuntje af te zetten. Ik vind het best zenuwachtig fietsen achteraan en ga even vooraan polshoogte nemen, tot ik Minne Sport bereik. Vooraan is het een pak rustiger fietsen en heb je die tempowisselingen niet, een aanrader voor wie achteraan aan de rekker hangt. Het is tijd om de bidon bij te vullen, een reepje naar binnen te werken en me te vergapen aan de vele fietsen binnen.

Speerwerpers

Terwijl ik geniet van de glooiende landschappen blijft het opletten. De wind eist stilaan zijn rol op. Het ene moment maak ik deel uit van een romantisch tafereel met een groep die tussen de bomen fietst. Praat ik met mijn buurman over het fenomeen dat Frank was. Het andere moment draait de groep een zijstraat in en dreigt alles te breken door de plotse zijwind. Hier en daar lijkt het wel de Oesterdam van Heuvelland. Er wordt gestampt en achteraan geduwd. De arm die het in Zeeland al hard te verduren kreeg, wordt verder ontwikkeld en sommige begeleiders voelen zich stilaan klaar als speerwerper. Zelf ben ik even onoplettend, er ontstaat een gaatje voor me. “Ik komme were, ik ga d’er staan.”, pep ik mezelf op. Als je nog niet eerder in deze regio hebt gefietst, moet je dat zo snel mogelijk plannen. Deed je dat wel al, dan kom je er gegarandeerd terug.

Slagveld

Het venijn van de rit zit hem in de staart. Plugstreets. Deze uitvinding van Gent-Wevelgem is een light variant van Strade Bianche. Steenslag, aarde en voor de gelegenheid ook plassen. Op zich zijn ze goed berijdbaar en een plaats in deze klassieker waard, naar mijn gevoel. De banden sneuvelen echter wel aan een bijzonder hoog tempo en de wind en de hoogtemeters eisen hun tol. Voor mij en achter mij rijden enkelingen. Zoekend naar het juiste traject en beukend tegen de wind. Het is een waar slagveld. Niks meer, niks minder, een slagveld in een uiterst geschikt decor. Bij het afraaien van de strook grijpt er eentje naar een gel. “Die heb je nu wellicht niet meer nodig.”, meld ik. “Het is nog iets van vijfhonderd meter, schat ik.” Een gelletje is echter wel het gevoel dat overheerst na de Plugstreets. Dat, of huilend om je moeder roepen. Wat ons nog rest is eenvoudiger. Plugstreet Memorial voorbijrijden. Junioren groeten die zich zenuwachtig klaar maken voor een lokale koers. En de fiets parkeren aan de Grand Place.

Coeur Joyeux

In de Hostellerie drinkt ook Nico Mattan zijn pintje. Geen Kwaremont lijkt het, al zou dat verbazingwekkend zijn. De deelnemers krijgen er soep met broodjes voorgeschoteld in het ouderlijke huis van Frank. VDB zelf prijkt er aan de muur, terwijl later die dag ook een gedenkplaat wordt aangebracht. Tien jaar geleden zei God, de echte: “Kom maar were, ik ga d’er staan.” Jammer. Talent te over, het palmares te klein. Het verhaal van een Godenkind dat meer dan eens uit de bocht ging is dubbel: heroïsch én meelijwekkend. En wellicht daarom veroverde hij zich een plaatsje in het hart van elke wielerfanaat. Ook ik ging met een coeur joyeux huiswaarts. Treurnis om wat had kunnen zijn. Blij dat ik erbij was.

Gerelateerde artikels