Deel dit artikel:

Fietsen in Trentino, in het spoor van Francesco Moser

Alle coureurs zijn helden. Maar een ex-wereldkampioen als Francesco Moser, die onder meer de Giro en drie keer Parijs-Roubaix won, spreekt nog net iets meer tot de verbeelding. Wanneer zo iemand even in het land is en er een uitnodiging in de mailbox belandt om erbij te zijn, moeten alle andere plannen uiteraard wijken.

Mogen schrijven voor Grinta! biedt voordelen: het is een prima stimulans om de conditie te onderhouden en af en toe komt er een buitenkansje je richting uit. ”In name of Trentino Marketing, we have the pleasure to invite you to a special screening of the film “Moser. Dare to win!” The movie will be introduced by Francesco Moser but also by Roger De Vlaeminck.” Sommige mails lichten op tussen de onoverzichtelijke stroom reminders, spam en ballast. Moser en Roger samen, de Tom Boonen en Fabian Cancellara van hun generatie, herenigd. Mooier wordt het niet. Ik ben oud genoeg om levendige herinneringen te koesteren aan de vurige discussies die sportliefhebbers in de dorpskroeg van mijn grootouders voerden naar aanleiding van Parijs-Roubaix 1978. Francesco Moser had die gewonnen, voor zijn ploeggenoot Roger De Vlaeminck. Een deel van de gasten meende dat Roger een stommiteit had begaan door de zege weg te schenken en niet vol voor zijn vijfde kassei te gaan. Anderen waren van mening dat hij het net slim had aangepakt, dat de spreekwoordelijke envelop voor bewezen diensten het leed ruimschoots zou verzachten. “We have limited spaces available.” Zonder twijfelen aanvaardde ik de uitnodiging, ik zag mezelf al als bevoorrechte getuige van een ontmoeting waarbij de twee protagonisten voor eens en voor altijd uit de doeken zouden doen wie in 1978 de sterkste was geweest.

In de leeszaal van een cultureel centrum in onze hoofdstad word ik vriendelijk begroet door een Italiaanse gastvrouw: “Er is kaas en spumante, maak het jezelf gemakkelijk.” Ik scan de andere genodigden maar herken niemand, behalve de stijlvol geklede zeventiger die minzaam handjes schudt. De campionissimo kan zijn gevorderde leeftijd niet verbergen maar staat nog altijd sportief strak en heeft een vitale blik. Roger zie ik niet.

Onder de genodigden ontwaar ik weinig andere schrijvelaars. Perfect, de onthulling van het Roubaix-mysterie zal dus exclusief aan de lezers van Grinta! of zusterblad Poggio worden aangeboden. Een scoop is in de maak. Maar waar is Roger? Moser blijkt minzaam, hij gunt iedereen die het wil enkele ogenblikken aandacht en poseert glimlachend voor selfies. Ik besluit me discreet op de achtergrond te houden, ik bewaar mijn move voor het moment waarop Francesco en Roger elkaar de hand schudden, ik wil in hun ogen lezen of de obligate uitingen van kameraadschap ook oprecht zijn. 

Waar blijft Roger?

Of ik ooit al in Trentino ben geweest, wil de gastvrouw weten. Haar vraag verrast me. Het kost me even moeite om mijn geheugen op orde te krijgen. Een jaar of tien, twaalf geleden reed ik er in het spoor van de nummer drie bij de dames over de finishlijn van een Medio Fondo. Op kordate uitnodiging van haar mannelijke gezellen had ik in een vallei zelfs enkele kopbeurten gedaan. Daar was ik toen best trots op, maar ondertussen was dat gebeuren bedolven geraakt onder een dikke laag stof.
Mijn gesprekspartner werkt voor de lokale toeristische dienst en vertelt dat ik hoe dan ook nog eens moet teruggaan, dat de regio fors heeft geïnvesteerd in een netwerk van fietsroutes en dat de DoGa-route mij zeker zal bevallen. DoGa is een samentrekking van Dolomieten en Gardameer, de twee regio’s die door het traject met elkaar zijn verbonden. Ja, dat lijkt me wel wat. Moet ik doen. En dan, langs de neus weg, volgt de zakelijke mededeling dat Francesco moe is en niet lang zal blijven. Ik begrijp dat hij ‘s anderendaags een vroege terugvlucht moet halen en op tijd naar bed wil. Enigszins beduusd vergeet ik te vragen waar Roger uithangt. Hij is er niet en dat zal zo blijven.

Ik volg de genodigden naar een theaterzaal diep verborgen in het complex. Francesco neemt het woord. Hij is vereerd zijn heimat Trentino in het buitenland te mogen vertegenwoordigen. En al helemaal in België waar hij altijd graag heeft gekoerst. Zijn introductie is kort en bondig. “Vroeger praatte ik met de pedalen, nu laat ik liever de film spreken.” De lichten worden gedoofd.

“Moser: Dare to win” is een film uit 2018, geregisseerd door Nello Correale. Hij komt hier niet in de zalen en je vindt hem niet op het net. De vertoning is dus geen promotie voor de film an sich, ze wordt georganiseerd om middels het decor waarin de oud-renner zich liet portretteren, het toerisme in Trentino aan te zwengelen. En het moet gezegd, de shots van de gepensioneerde Francesco, die zonder helm (!) over de wegen tussen zijn wijngaarden fietst, zijn wervend. De herfstkleuren waarin het glooiende landschap is gehuld, zetten aan tot het nadenken over gaatjes in de agenda. Als het werkelijk meer dan tien jaar geleden is dat ik er fietste, waarom dan nog wachten?

Verwende Vlamingen

De chronologisch gemonteerde prent inspireert minder. In Vlaanderen zijn we verwend, we kennen de documentaires van Belga Sport en hebben “VDB. Ik ben God niet.”, “Het Scheldepeloton” en “Patrick Lefevere. Godfather van de koers.” gezien. De koers wordt daarin nooit helemaal gedemystificeerd of ontdaan van zijn geromantiseerde aura, maar is er anderzijds ook altijd ruimte voor een kritische toets, een verwijzing naar het donkere randje van de sport. “Moser. Dare to win.” daarentegen is een hagiografie. Italianen eren hun helden meer dan wij.

Labeur

De jonge Francesco trad in de voetsporen van zijn koersende oudere broers. Al snel bleek hij aanleg te hebben. Hij was niet explosief maar taai en hield van hard labeur, van de uitputtingsslag. Dat talent had hij aangescherpt door op het land te werken. De Mosers waren arbeiders, wroeters.
Van kindsbeen af skiede hij ‘s winters de vele toppen rond Trente af. Dat maakte hem tot een van de beste dalers van het peloton. Klimmen was minder zijn ding, in tegenstelling tot het tijdrijden. In 1975 won hij bijvoorbeeld in Charleroi de proloog van de Tour, hij is er nog altijd trots op dat hij thuisrijder Merckx toen van het geel hield. De naam Eddy Merckx wordt met respect uitgesproken.

Het geslacht Moser, Francesco’s vader in het midden.

Beppe

Met de jongere Guiseppe ‘Beppe’ Saronni kon hij moeilijker door één deur. Saronni was een vinnig baasje, rapper aan de streep. Moser verweet hem een sleper te zijn, Saronni noemde Moser een domme coureur. De Italiaanse sportkranten smeerden de rivaliteit breed uit, de tifosi werden gedwongen partij te kiezen. Er was geen gulden middenweg en soms vielen er klappen. “Sommige koersen win je, andere verlies je. Dat is eigen aan de sport, je leert ermee leven. Maar verliezen van Saronni, daar had ik het moeilijk mee.” De film toont hoe beide kemphanen anno 2017 toch samen een ritje afhaspelen met een groep wielertoeristen in hun zog. De strijdbijl is begraven, het jennen is gebleven. Ook bij het glas wijn achteraf.

Een zeldzaam beeld waarop de twee rivalen – Saronni en Moser – lachen.

Geen Roger

Tijdens de eerste jaren van zijn carrière mikte hij voornamelijk op winst in eigen land, de liefde voor de klassiekers ontwikkelde hij pas later. Bij zijn eerste campagne in het noorden sloeg de vonk over, met de kasseien was het liefde op het eerste zicht: “Parijs-Roubaix is afmattend, precies waar ik van hou. Bovendien bleek ik aanleg te hebben om over de keien te rijden. Ik was er alleszins niet bang voor. Wie te veel rekening houdt met de putten in de weg, rijdt erin en valt.”
Opmerkelijk, ik zie een wielerdocu met beelden uit de jaren ’70 waarin De Vlaeminck niet aan bod komt. Respect voor de gedurfde artistieke keuze van de filmmaker, maar hij mag zich gelukkig prijzen dat Roger effectief niet aanwezig is.
Tussen de koersbeelden door bewonderen echtgenote en kinderen de onverzettelijkheid van hun halve trouwboek en vader, de oud-ploeggenoten zijn vol lof over zijn streng maar rechtvaardig leiderschap.

50+

Op zijn drieëndertigste won Moser zijn enige grote ronde. Dat de Giro van 1984 bijzonder weinig hoogtemeters telde en concurrent Fignon tijdens de slottijdrit door een wel erg laag vliegende heli van de RAI net niet van de weg werd gewaaid, blijft onvermeld. Het laatste hoofdstuk draait rond Mosers dubbele werelduurrecord. In 1984 verbrak hij twee dagen na elkaar de 49,431 km van Eddy Merckx. Op dag één reed hij 50,808 km, ‘s anderendaags 51,151 km. De reactie van Merckx op die uitzonderlijke prestatie zorgt voor een zeldzaam moment van grimmigheid in de prent. Decennia na de feiten lijkt De Kannibaal nog altijd zichzelf als de enige rechtmatige houder van het uurrecord te beschouwen: “Die kaap van 50 km/u is natuurlijk knap maar ik reed met een minder geavanceerde fiets en had me niet maanden specifiek voorbereid. In dezelfde omstandigheden …”

Mexico 1984

Marginal gains

De voorzet is gegeven, kopt de regisseur de bal in open doel? Driewerf neen. Over die voorbereiding valt nochtans het een en het ander te vertellen. We zien Moser diverse aerodynamische fietsen testen, puntige helmen uitproberen en rondjes draaien met een hartslagmeter ter grootte van een koekoeksklok om de pols. En we zien Dr. Conconi die trainingsschema’s opstelt en de oefensessies begeleidt. Het schiet me nu pas te binnen dat Francesco Moser op het kantelpunt van het oude naar het nieuwe wielrennen opereerde. Dat hij de eerste coureur was die op zoek ging naar de marginal gains die te rapen waren door materiaal, voeding, houding en training te optimaliseren. Hulde daarvoor. Over de precieze rol van de later in opspraak geraakte Dr. Conconi, de leermeester van de even beruchte sportartsen Ferrari en Cecchini, vernemen we geen woord. Omerta is niet toevallig een Italiaans woord dat tot ver buiten de landsgrenzen door haast iedereen wordt begrepen.

a farmer’s son from Trentino

De lichten floepen aan. Moser neemt het applaus in ontvangst en dankt. Hij wenst iedereen een behouden thuiskomst. Wanneer hij voorbij wandelt zie ik geen imposante atleet die 273 wegwedstrijden heeft gewonnen (alleen Merckx en Van Looy deden beter) maar een bescheiden man die weliswaar geniet van de erkenning maar niet graag in de belangstelling staat. De vroege vlucht van morgen leidt niet naar een 274 ste zege, ze brengt hem terug naar Trentino. Daar, tussen de ranken, is de farmer’s son thuis. Hij geniet er van het buitenleven en zo nu en dan van een glaasje wijn uit de eigen gaard. Hij raakt niet uitgekeken op de bergen rondom zijn domein. Ze staan er al tienduizenden jaren maar zien er elke dag, elk uur van de dag, anders uit.
Je kan er ook fietsen. “Moser. Dare to win.” heeft een zaadje in mijn hoofd geplant.

Meer info over fietsen in Trentino vind je via deze link.
De DoGa-route heeft een eigen webpagina.