Deel dit artikel:

Fietsen als god door Frankrijk

Hoe iets negatiefs in iets positiefs ombuigen? Toen er in de zomer van 2023 binnen de triatlonclub werd afgesproken om in 2024 samen ergens een volledige Ironman te doen, knaagde het. Mijn knieën laten het niet toe om nog veel kilometers te lopen. Toch wou ik er graag bij zijn. Zomaar langs de kant staan als meesmuilende supporter leek niks voor mij. “Weet je wat,” zei ik thuis, “wat de bestemming ook wordt, wij fietsen ernaartoe.” En zo kwam het dus dat we op 1 juli onze zakken op de fiets gooiden en koers zetten richting Vitoria Gasteiz in het Spaanse Baskenland.

Toen onze fietsplannen bekend raakten, voelden nog meer mensen binnen de Meetjeslandse Triathlon Vereniging het kriebelen. Uiteindelijk waren er een stuk of 10 triatleten van onze club die aan de start van de Ironman Vitoria Gasteiz zouden staan, onder wie heel wat maagden op de volledige afstand. Voor de bikepacking meldden er zich een achttal mensen aan. Zoals dat wel vaker gaat met grote plannen, bleven er daar bij de effectieve start nog de helft van over: Ward, Maarten, mijn man en ikzelf. En mijn mascotte, pinguïn Korneel, mocht uiteraard ook weer als passagier op mijn zadeltas mee.

Het scheelde niet veel of ik moest zelf forfait geven. Minder dan twee maanden voor vertrek, op 5 mei, werd ik omvergereden door een auto, met als zwaarste letsel een nekwervelbreuk. Pas op 14 juni kreeg ik groen licht om opnieuw – voorzichtig – te sporten. Iedereen raadde het af om al twee weken later te vertrekken op bikepacking. Zelf twijfelde ik ook. Pijnvrij was ik niet en bovendien kon ik niet goed opzij kijken. Toch voelde ik dat ik het wou proberen. Ik kon nog altijd een trein nemen als het echt niet meer ging. En mijn sportieve buurman Patrick die sinds kort gepensioneerd is, zei dat hij me overal wou komen halen. Ik had een plan B. Wat hield me tegen? Een beetje pijn? Nee toch?

Uiteindelijk bleek de nekpijn draaglijk. Af en toe moest ik ons groepje vragen om te stoppen zodat ik de stijfheid eruit kon masseren en mijn nek even kon laten rusten. De conditie was een ander paar mouwen. Na zes weken stilliggen ineens elke dag tussen de 100 en 160 kilometer fietsen, met pak en zak, boezemde me schrik in. Maar mijn mannen hebben goed voor me gezorgd. Me uit de wind gezet als het nodig was. En na elke beklimming vol geduld gewacht op de top.

De route

Voor het aantal dagen en etappes hadden we weinig speling. Het allerlaatste weekend van juni organiseert onze club altijd een triatlon in Eeklo, waarbij onze hulp meer dan welkom is. Ten vroegste op 1 juli konden we vertrekken. En op 14 juli was de Ironman al. 1430 kilometer zouden in 12 dagen worden opgedeeld. Voor Ward en Maarten zelfs nog twee dagen minder. Ward had last minute beslist zich alsnog in te schrijven voor de Ironman. Hij wou op woensdag aankomen om toch nog een paar dagen te kunnen rusten. We verklaarden hem zot. We kregen ongelijk. 1430 kilometer bleek een goede warming-up. Ward liep zijn allerbeste tijd ooit op de Ironman, maar daarover later meer.

De eindbestemming mocht dan wel Spanje zijn, we fietsten uiteindelijk 11 van de 12 dagen door Frankrijk. Voor de route had ik me lichtjes gebaseerd op een van de vele vaste fietsroutes naar Santiago de Compostella. Onderweg kwamen we vaak de bordjes met de kenmerkende Sint-Jacobschelp tegen. Concreet betekende dat dat we de eerste dagen vanuit het Meetjesland via Doornik en het westen van Parijs onze weg baanden door de meest godvergeten landbouwvelden. “Eén grote graanschuur”, noemde Maarten het. Links graanvelden, recht graanvelden. Dagenlang. Soms eens een stukje bos of de loop van een rivier, maar nooit lang. Hier en daar een dorpje dat uit niet meer dan 10 huizen bestond. Zelden vlak. Op quasi elke heuvel staat een watertoren. We probeerden ze te tellen, maar raakten snel de tel kwijt.

De oversteek van de Seine had ons een welkome afwisseling geleken, maar het drukke verkeer in die buurt deed ons naar nieuwe graanvelden smachten. Saai? Ik vond van niet. Die eerste dagen vlogen voorbij omdat je dan ook nog het meest te vertellen hebt. En als de grote en kleine gesprekken bijna allemaal verteld zijn, dan is er nog altijd muziek. Mijn god, wat hebben we gezongen op de fiets. Clouseau, Frank Boeijen, het Nederlandstalige repertoire deed het goed. En als het wat heftiger mocht, dan haalde Ward zijn Spotify-lijst en zijn box boven. Van metal tot techno. Volume op 1000. Gaan met die banaan!

Au sud!

Het was eigenlijk pas halverwege Frankrijk dat er echt afwisseling in het landschap kwam. De steden werden mooier, de dorpen met natuurstenen huizen schilderachtiger en de natuur explodeerde in al zijn Franse pracht. We reden door fantastische bossen en langs de eerste zonnebloemvelden.

Op dag 8 bereikten we de Charente, waar mijn vader woont en bij wie we konden overnachten. Ik was er nog maar één keer kort geweest. Nu ik door zijn streek fietste, begreep ik zijn liefde voor de rust in het niet zo toeristische deeltje Frankrijk beter. In elk nieuw bos, achter elke bocht, verwacht je overstekend wild aan te treffen. Veel reeën en herten zagen we niet overdag. Grote roofvogels des te meer. Ze rustten uit op palen of grote hooibalen en hielden dat rare viertal in de gaten.

Na de Charente volgden de wijngaarden van de Dordogne en de Gironde met als kers op de taart het fotogenieke centrum van Saint-Emilion. Over de uitgestrekte bossen onder Bordeaux waren de meningen verdeeld. Door de ellenlange wegen vonden Ward en Maarten het er retesaai. Omdat de bossen en uitgestrekte vengebieden me aan de Hoge Venen deden denken, en de hoogtemeters voor een keer niet hoog opliepen, vond ik het een fijne passage.

Sinds de Charente waren onze wegen trouwens gesplitst. Omdat ik mijn vader al vijf jaar niet had gezien, bleven mijn man en ik een dagje plakken, terwijl Ward en Maarten geen rustdag namen. Omdat zij van toen af een dag voor zaten op schema kregen we elke avond een update. Vooral over de laatste twee etappes waaiden alarmerende berichten binnen. Zowel Frans als Spaans Baskenland bleken verraderlijk gebied. “Heel steil, tot 20 procent, we moesten afstappen.” Ik werkte op de gsm snel alternatieve routes uit. Het aantal hoogtemeters halveerde.

Valse verwachtingen

De alternatieve route stuurde ons weg van de eerste Baskische heuvels, recht naar de het prachtige le Marais d’Orx met de drijvende gele bloemen op het water. De vlakte daar deed ons hopen dat de voorlaatste rit echt makkelijk zou zijn. Dat was niet het geval. In het Baskenland doen ze niet aan hellingen onder de 10 procent. Zelfs niet op het fietspad dat parallel liep aan de kust. Ik zag een toeriste op een elektrische fiets afstappen omdat ze het fietspad naar het strand niet durfde af te dalen. Het Baskische binnenland was niet veel beter. Om ons hotel op de voorlaatste dag te bereiken, zag ik op mijn Garmin een donkerrode piek verschijnen, met een stukje aan 20 procent. Te voet dan maar. Ik kreeg de pedalen niet rond. Remcoland bleek lactaatland.

Hoe hard ik ook op die dubbele cijfers vloekte die op het scherm van mijn gps verschenen, voor de rest weinig klachten over mijn Garmin Edge 1040 Solar. De gps laadt effectief op dankzij de zonne-energie. Zelfs op lange ritten hield ik ’s avonds vaak nog 85 procent van de batterijduur over. Op minder zonnige dagen was dat wat minder, maar nooit had ik kopzorgen over “haalt de batterij het einde van de rit wel”. Een ideale compagnon voor lange avonturen.

Logistiek

We sliepen elke avond met een deftig dak boven ons hoofd. Geen tent voor mij op zo’n lange tocht. Ik wil een deftig bed, een goede douche en een lavabo waarin ik regelmatig mijn kleren kan uitspoelen. Ik had vier fietstenues mee. Als je vaak wast, kan je ‘t met minder doen. Maar ik had extra bagagetassen gekocht. Behalve een zadeltas en een stuurtas, had ik nu ook twee zakjes die op mijn voorvork klemden. Extra ruimte, dan komt een mens in de verleiding te veel mee te nemen. Toch was ik blij met de extra spullen. Eén dag hadden we pokkenweer, met een hele dag regen. Twee andere ochtenden verliepen ook nat. En in sommige logies droogde onze kledij voor geen meter. Dan ben je blij met wat reservegerief.

Omdat ik nogal een regelnicht en controlefreak ben, had ik alle logementen op voorhand geboekt. Booking, AirBnB, rechtstreeks bij hotels, alles wat ook maar iets van logement aanbood dicht bij de route, wat in de meer verlaten streken van Frankrijk niet altijd evident was. Ergens was ik blij dat we ook “maar” met vier waren. Met een grotere groep zou logies vinden nog moeilijker geweest zijn. De ene keer hadden we twee aparte kamers in een hotel in Vendôme met een mooi historisch centrum waar we ‘s avonds nog eens op pad konden. Een andere keer zaten we in een afgelegen, uitgeleefde AirBnB waar we de verhuurder niet te zien kregen en er niet veel meer dan een zak beschuit op tafel stond als ontbijt. De mooiste locatie was een AirBnB in een oude, typische Franse hoeve op een heuvel met een zwembad, waar we dankbaar gebruik van maakten na een bloedhete dag.

De warmste locatie, figuurlijk, kregen we al de eerste nacht in Awoingt. Tom, Flo en hun zoontje hadden voor ons gekookt en stelden hun homecinema ter beschikking: een gigantische zaal met een groot scherm en de perfecte geluidsinstallatie. Die avond bleek het dan ook nog eens België-Frankrijk te zijn op het EK voetbal. Verbroederd keken we naar de wedstrijd. Tom was zo vriendelijk geweest om met Maarten naar de winkel te rijden zodat we wat bier, frisdrank en chips hadden, zoals dat hoort voor echte supporters. De aperitiefformule gold trouwens elke dag van de trip, ook als er geen voetbal was. Gaandeweg werd het bier ingewisseld voor flessen rosé. Adaptatie zeg maar aan de plaatselijke gewoontes. Bikepacken is meer reizen en genieten dan puur sporten. Voor ons toch.

De ochtend nadien viel ik bijna achterover toen ik onze rekening vroeg. 50 euro voor ons vier. All in, meer wilden ze niet. Ze verhuurden voor het plezier, om mensen te leren kennen en avontuurlijke verhalen als de onze te horen.

Eten wat je kan

Als ik een tip mag geven: eet zodra er zich een gelegenheid voordoet. Passeer je om half twaalf een warenhuis of bakker en heb je nog geen honger? Stop toch maar. De kans dat je daarna vier uur lang niks meer tegenkomt om de tank bij te vullen, is in het Franse hinterland niet onbestaande. En eet wat er is. Wees niet te kieskeurig. Liggen er bij de bakker geen belegde broodjes en is het broodrek leeg? Vul je dan met koffiekoeken en eclairs, zoals wij soms deden. We plunderen kleine bakkerijtjes en aten onze buit op een bank aan een kerk of gewoon zittend op de grond. De zeldzame keren dat we rond etenstijd net een grote stad passeerden, waanden we ons de koning te rijk. Het gevaar is wel dat je zittend op een terras echt de luie toerist uithangt en merkt dat je na anderhalf uur nauwelijks nog de fut hebt om weer te vertrekken.

Er waren avonden dat de Franse keuken zijn naam alle eer aandeed. Maar meestal stampten we ons vol met pizza, hamburgers of andere brol die we vonden onderweg. Er was niet altijd een alternatief. Gelukkig verbrand je op zo’n bikepacking meer dan je kan opeten. Toch was ik na die twee weken alle rotzooi kotsbeu en zei ik al lachend dat ik thuis toch een kuur zou ondergaan van quinoa, groentjes en vers fruit.

Materiaalkeuze

Drie van ons reden met een gravelbike. Alleen Maarten reed met een gewone racefiets. Wel had ik speciaal voor deze trip nieuwe wielen gekocht. Een set speciaal voor op de weg, met tubeless wegbanden van 32 mm breed.

Toch reed ik al op de tweede dag vooraan lek. Ik kreeg het gat niet gedicht. De melk bleef in het rond spatten. Er zat niks anders op dan een binnenbandje steken. Toen ik de dag erna ook lek reed achteraan ontstond er lichte paniek. Waarom deed de melk zijn werk niet? Was het een slecht merk? Zat er te weinig in? Was de combo met de band niet goed? We konden onszelf niks verwijten, want de fietswinkel had de nieuwe wielset voor mij gefixt. Een tap bracht geen redding. Shit, we hadden elk maar één reserveband mee. En toen we ze allemaal bij elkaar legden, bleken de ventielen bij Ward en Maarten te kort. Als ik nu nog een keer lek reed, was ‘t einde verhaal. Omdat we nooit eerder miserie hadden met tubeless rijden, hadden we er niet eens aan gedacht om een plakset mee te nemen om kapotte binnenbanden te repareren.

Google Maps leerde ons bovendien dat we niet op veel hulp van fietsenmakers moesten rekenen. In België heb je er bijna in elke dorp minstens één, dat is in Frankrijk verre van het geval. Toen we op het einde van de dag toch een fietsenmaker vonden, had ook hij geen binnenbanden van de juiste breedte met lange ventielen. Wel lieten we voor alle zekerheid een nieuwe buitenband steken omdat het gat in mijn band toch vrij groot was. Het duurde 70 spannende kilometers de dag erop eer we een Decathlon bereikten waar we meteen een hele voorraad geschikte binnenband aankochten. 100 kilo stress viel van me af. Les geleerd: reken nooit blindelings op je materiaal en neem genoeg reserve mee.

Nog pech onderweg

De allerlaatste dag liet dame fortune ons nog eens in de steek. In Spaans Baskenland zijn ze zo goed om quasi overal fietspaden aan te leggen. Helaas moeten ze ‘t doen met de beschikbare ruimte die er is. Wel honderd keer per dag moet je de weg oversteken. De ene keer fiets je links, de andere keer rechts van de weg om een eindje verder weer van kant te moeten wisselen. Bij een van die oversteekplaatsen lag er modder in de bocht. Zoef… wiel weg. Gino tegen de vlakte. Heel zijn onderbeen was geschaafd en de modder bleef in de wonde kleven.

Bij de Baskische apotheker spraken ze geen woord Engels. Van mijn avondonderwijs Spaans lang geleden is niet veel meer overgebleven dan wat “necesito” en “desinfección”. Helaas gaven ze ons niet het beste materiaal mee, want de wonde ging de dagen erna in het kwaad. Het litteken zal een blijvend souvenirtje aan het avontuur blijven.  

Finish

Om onze eindbestemming te bereiken, het atletendorp van onze club, met enkele chalets die we hadden gehuurd, moesten we een klim bedwingen van 3 kilometer met een gemiddelde van 10 procent. Af en toe zaten er stukken van 15 procent en meer tussen. Na 1400 kilometer voelde het alsof ik de allerlaatste restjes energie uit mijn lijf moest persen om het te halen. Eenmaal boven bleek heel de club bijeengekomen te zijn om ons met een groot applaus te ontvangen. Vertel het niet verder, maar ik pinkte verborgen achter mijn fietsbril toch een klein traantje weg. Ik had het godverdomme toch maar klaargespeeld. De nek had het gehouden.

Het wedstrijdweekend zelf was top. Alle tien MTVers bereikten de finish van de Ironman. Onze supporterskern was de luidruchtigste en kleurrijkste van heel Vitoria Gasteiz. Zelfs Ward, die zei niks meer te voelen van de lange fietstrip, beleefde een topdag. Hij finishte als eerste van de club in een persoonlijke besttijd van 9h25.

En wat werd er nadien gefluisterd? “Zeg, volgend jaar, wedstrijdje uitpikken in Zwitserland. Wat denk je? Fietsen we van ginder naar huis nadien?”

Toch nog eens over slapen.

Gerelateerde artikels