Ik weet dat het zeer ongebruikelijk is dat ik mij middels een schrijven persoonlijk tot u richt, maar ik zit dan ook opgezadeld met een serieus probleem. Uit de resultaten van recent bloedonderzoek is namelijk gebleken dat bij mij een hematocrietwaarde van 50,4 is vastgesteld. Ben ik beroepsrenner, dan word ik bij deze officieel arbeidsongeschikt bevonden. Ik snap eerlijk gezegd zelf niet goed hoe ik dergelijk cijfer op mijn biologisch paspoort krijg. Aan een hoogtestage kan het niet liggen, ons echtelijke bed bevindt zich welgeteld 26 meter boven de zeespiegel. Nooit sliep ik in een hogedrukkamer, nimmer nam ik mijn toevlucht tot epo. U zult begrijpen dat dit hematologische profiel mij dan ook danig in verwarring brengt. Want mijn vraag is, beste hoofdredacteur, geldt de grens van 50 en dat werkverbod ook voor andere jobs, en meer in het bijzonder voor die van stukjesschrijver in een fietsmagazine?
Anderzijds moet en wil ik bij deze bekennen dat ik recent wel medicijnen heb genomen, zijnde een neusspray, hoestsiroop en sinutab, drie keer per dag, na het eten. Ja, ik besef dat ik in de fout ben gegaan. Mocht uit testresultaten blijken dat in mijn urine sporen van efedrine of ander spul worden aangetroffen, dan zal ik waarheidshalve en zeer nadrukkelijk bekennen dat ik in mijn eentje heb gehandeld. Want uiteraard wil ik u en uw team niet in opspraak brengen. Ik weet het: het was ongeoorloofd, stom, zwak wat ik deed. Maar ik had dan ook zo’n ferme valling, beste hoofdredacteur. En ik, als stipte mens, wilde met de deadline voor ogen alsnog een degelijke bijdrage afleveren. Neem dan maar eens plaats voor je computer, als je door je voorraad zakdoeken en kleenex heen zit en in je hoofd het snot gaat schommelen als in een tankwagen die over de kasseien dokkert.
En dan is er nog iets. Over mijn whereabouts heb ik enkele keren gelogen. Door omstandigheden, geheel en al buiten mijn wil om weliswaar. Vanochtend, tussen 8 en 11, had ik voor mijn computer moeten zitten. Wel, ik beken, ik was op dat tijdstip aan het fietsen. Om de laatste ziektekiemen uit te zweten. En na die lamlendige dagen weer in conditie te geraken. Want, u zult begrijpen, ik wil in de Grinta! Challenge geen mal figuur slaan. Akkoord, het was fout op de koop toe in zwarte outfit te trainen. Een geval van overmacht. Mijn clubtruitje moest nog in de was. Na mijn snotvalling en een berg zakdoeken kunnen mijn vrouw en de machine het tempo amper bijhouden.
En ja, het schema van mijn dagindeling, zodat ik steeds voor controle bereikbaar ben, liep ook eergisteren helemaal in het honderd. Totaal onverwacht moest ik namelijk naar de dierenarts. Neen, het is niet wat u denkt. Het was onze Blacky, de kanarievogel, die plots zo’n rare manieren kreeg dat ik dacht ‘die laat hier binnen de kortste keren zijn pluimen’. Het zullen de microben zijn geweest, die hier binnenhangen, van mijn snotvalling. Tot overmaat van ramp kwam ik op de terugweg van de dierenarts nog in botsing met een ander voertuig. Een plotse niesbui, zo hevig dat ik de controle over het stuur verloor. Enkel blikschade, maar toch. Garage, verzekeraar, het hele verhaal. Kortom, beste hoofdredacteur, deze brief is evenzeer een schuldbekentenis als een vraag om begrip voor de hedendaagse auteur, die onder grote druk het hoogste niveau wil bereiken. Met dit schrijven wil ik weergeven dat ik ook maar een mens van vlees en bloed ben. Met dank voor uw begrip, groet ik met de meeste hoogachting.
Uw dienaar.
(Patrick Cornillie, Grinta! 13, 2009)