Het zijn angstaanjagende statistieken en cijfers die de wetenschappers ons tegenwoordig in het aangezicht slingeren. Door de gevolgen van de klimaatverandering zullen eind deze eeuw alle kusten in Nederland en België overstroomd worden – en dat is niet eens hun worstcasescenario. West-Vlamingen en Antwerpenaars staan over pakweg vijftig à honderd jaar voor een gedwongen migratie richting hoger gelegen binnenland. Men heeft er zelfs al een nieuw woord voor: ze worden klimaatvluchtelingen, asielzoekers in de Condroz en rond het Signal de Botrange. Als het klopt dat door het smeltende ijs de zeespiegel minstens vijftig meter zal stijgen, dan wordt ook het grootste deel van Oost-Vlaanderen en minstens de helft van Limburg door het wassende water opgeslokt. Kortom, beste supporters en fietsfanaten, renners en ploegleiders, organisatoren en bondsverantwoordelijken, ook het wielrennen stevent af op een regelrechte catastrofe.
Wat met een wedstrijd als pakweg de E3-Prijs als start- en aankomstplaats Harelbeke een gebied voor mosselplukkers en garnaalkruiers geworden is? Wat met een wielermonument als Gent-Wevelgem als de toppen van de Kemmel- en de Rodeberg enkel nog met een veerboot bereikbaar zijn? De Driedaagse van De Panne en de Vierdaagse van Duinkerken mogen we al helemaal vergeten. Als het een troost mag wezen: de Ronde van Vlaanderen lukt misschien nog net. Alhoewel, het wordt sleutelen aan het parcours, het wordt breken met de traditie en het concept van stichter Karel Van Wijnendaele. Brugge, Kortrijk en Oudenaarde zijn van de kaart geveegd, wat rest is een soort Oost-Vlaams schiereiland met Balegem, Velzeke-Ruddershove, Etikhove en Nukerke als nieuwe kustgemeenten. Diep uw oude schoolatlas op, neem er de reliëfkaart van België bij en volg de hoogtelijnen. Je zult vaststellen dat een lus naar Zottegem en Brakel nog net kan. Omdat de oprukkende zee ook de hele Dendervallei zal verzwelgen, wordt een doorsteek via de Waalse dorpjes Ellezelles en Flobecq noodzakelijk om Galmaarden, Denderwindeke en tenslotte de finish in Meerbeke te bereiken. Kortom, dit wordt slechts een verwaterde versie van de eens zo harde en heldhaftige Ronde van Vlaanderen.
Niet alleen voor de wielerklassiekers, maar uiteraard ook voor het Vlaamse wielerheir zèlf zorgt de klimaatverandering voor een drastische ommekeer. Gedaan met de stoere binken die het best gedijen in striemende regen en barre koude, want een jaar bestaat louter nog uit zonzatte zomers. Gedaan met de spurters en de kasseistampers die van de vlakke voorjaarskoersen hun hoofddoel maken. Want waar vindt men anno 2077 nog vlakke parcours? Enkel het Hageland, het Kempens Plateau en het Land van Herve kunnen nog enig alternatief bieden. Groots en meeslepend moet dan zoiets als de Ronde van Midden-Haspengouw worden – wellicht is het nog de enige streek waar men de kronkelende landwegen en nukkige hellingen voorhanden heeft om de koerskerels met hun geblokte, nerveuze gestalten voort te laten jakkeren in een decor dat een arcadische, haast anachronistische tijdeloosheid uitstraalt. Voor het overige zal men uit moeten wijken naar de Ardennen, de Hoge Venen, Belgisch Lotharingen. En wordt het dus klimmen.
Laat dat net het heikele punt wezen voor den Vlaamschen coureur van tegenwoordig. Zeldzaam zijn onze landgenoten die nog een hoofdrol kunnen opeisen in de Waalse Pijl en Luik-Bastenaken-Luik, want dat zijn uiteraard de klassiekers die door de opwarming van de aarde en de oprukkende oceanen niet in hun voortbestaan bedreigd worden. En helemaal zoek zijn de Vlaamse renners die schitteren in het hooggebergte. Hoe lang is het geleden dat een Belg de toptien haalde in een etappe naar l’Alpe d’Huez of Tre Cime di Lavaredo? Laat staan dat hij er won, want dan moeten we al terug gaan naar Merckx en Van Impe, Pollentier en De Muynck – dat zijn bij wijze van spreken de ijstijden. Wat daarna kwam was treurnis alom. Klimmen: kunnen ze het niet meer of willen ze het niet meer? Ook daarrond moet dringend eens wetenschappelijk onderzoek worden gedaan: rond het mysterie dat de Oude Belgen fluitend de Alpen en de Pyreneeën over fietsten en de Nieuwe Belgen zich gewonnen geven en opgeven nog voor zij een heuvelrug of bergmassiefje in zicht krijgen. Met andere woorden, als het inderdaad zo is dat de zee straks tot aan de enkels van de Ardennen reikt en het hoogseizoen van het wegrennen zich uitsluitend nog op een geaccidenteerd parcours afspeelt, dan moeten de komende generaties van Vlaamse renners zich dringend gaan omscholen. Dan valt er voor onze wielersupporters te vrezen dat ze met Boonen, Nuyens en Gilbert de laatste lichting hebben gehad die internationaal nog meespeelde – en dat uitsluitend dankzij het feit dat er ooit vlakke klassiekers werden verreden. Het zou wel eens An Inconvenient Truth kunnen zijn.
(Patrick Cornillie, Grinta! 02, 2007)